ZNW Groep 1-2-3

Leerdoelen
Je weet in welke verbuigingsgroep een znw hoort.
Je kunt de naamval van een woord herkennen, ook zonder lidwoord.
Je weet hoe je woorden in een bepaalde naamval moet zetten.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
GrieksMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Leerdoelen
Je weet in welke verbuigingsgroep een znw hoort.
Je kunt de naamval van een woord herkennen, ook zonder lidwoord.
Je weet hoe je woorden in een bepaalde naamval moet zetten.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

groep 1 (vrl.)
groep 2 (mnl.+onz.)
groep 3 (mnl., vrl, onz)
woorden op -η / -α 
woorden op -ος / -ον

onz: nom = acc en nom+acc mv op een -α
woorden waar een genitivus bij staat in de woordenlijst, hieraan zie je de stam vh znw 
(παις, παιδος)
η     /   α
ης   /    ας
ῃ     /    ᾳ
ην    /    αν

αι
ων
αις
ας
ος    /    ον
ου
ον    /    ον

οι     /    α
ων
οις
ους    /    α
PIEP
ος
ι
α       /      zoals nom.

ες      /      α
ων
σι(ν)
ας      /      α

Slide 5 - Slide

Tekst
Sleep naar de juiste verbuigingsgroep.
groep 1
groep 3
groep 2
ὁπλα
κορας
ἡγεμων
φοβος
φωτος

Slide 6 - Drag question

Enkelvoud of meervoud?
enkelvoud
meervoud
δορατα
πραγμα
ἡγεμων
τεχναι
θεας

Slide 7 - Drag question

Sleep naar de juiste naamval. 
nom
gen
dat
acc
ἀσπιδα
ἀνδρος
πατηρ
ὀνοματι
ἡλιος

Slide 8 - Drag question

Sleep naar de juiste naamval. 
nom
gen
dat
acc
λιμενος
θεος
παιδι
ἀνδρα
κεφαλας

Slide 9 - Drag question

Wat is de acc.ev. van τὸ πῦρ?
A
πυρα
B
πυρ
C
πυρον
D
πυραν

Slide 10 - Quiz

Wat is de acc.ev. van ἡ γυνη?
A
γυνην
B
γυναν
C
γυναικα
D
γυναικην

Slide 11 - Quiz

Wat is de gen.ev. van ἡ μητηρ?
A
μητρου
B
μητρης
C
μητρας
D
μητρος

Slide 12 - Quiz

Wat is de gen.mv. van ὁ ἡγεμων?
A
ἡγεμονων
B
ἡγεμων
C
ἡγεμοντων
D
ἡγεμωνων

Slide 13 - Quiz

Wat is de acc.mv. van τὸ πρᾶγμα?
A
πραγματας
B
πραγματους
C
πραγματα
D
πραγματες

Slide 14 - Quiz

Wat is de acc.mv. van τὸ δῶρον?
A
δωρας
B
δωρα
C
δωρους
D
δωρατα

Slide 15 - Quiz

Wat is de acc.ev. van ὁ ἀνηρ?
A
ἀνηρον
B
ἀνηρ
C
ἀνδρον
D
ἀνδρα

Slide 16 - Quiz

Wat is de dat.mv. van ἡ ἀρετη?
A
ἀρεσι
B
ἀρεστι
C
ἀρετοις
D
ἀρεταις

Slide 17 - Quiz

Welke vraag heb je nog over dit grammaticale onderwerp?

Slide 18 - Open question