3Ha/b week 21

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Lara Herrero Pino
Miércoles, 6 de marzo de 2024
1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

¡Bienvenidos a la clase de Español!
Lara Herrero Pino
Miércoles, 6 de marzo de 2024

Slide 1 - Slide

En clase hay que...

  1. Bij binnenkomst spullen op tafel: Boeken, pen en schrift.
  2. Geen mobieltjes in de klas.
  3. Als ik praat, zijn jullie stil.
  4. Steek je hand op als je iets wilt zeggen.
  5. Niet aan elkaar of elkaars spullen zitten.

Slide 2 - Slide

¿Qué vamos a hacer hoy? 
(Wat gaan wij vandaag doen?)
1. Capítulo 5: El dinero viene y va
Bron A
Bron D







.







.


Slide 3 - Slide

Objetivos (Leerdoelen)
Na deze les kun/ken je...
- … het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp gebruiken.
-... over kleden, kleuren en accesoires praten
-...iets over Bilbao vertelen.

Slide 4 - Slide

Hola, ¿Cómo estás hoy?
Estoy bien
¡Estupendo!
Más o menos
Cansado
Tengo hambre
No muy bien :/
Tengo sueño
Tengo sed
Quiero vacaciones
Quiero aprender español

Slide 5 - Poll

Wat heb ik in de afgelopen periode geleerd?

Slide 6 - Mind map

El médico
el dolor
sano
¡Que te mejores!
El cuerpo
La fiebre
Me duele(n)...
La cabeza
¿Qué te pasa?
Me siento...
Te sientes
de dokter
het lichaam
Jij voelt je
ik voel me
de pijn
Wat is er aan de hand?
de koorts
het hoofd
beterschap
gezond
Mij doet / doen pijn....

Slide 7 - Drag question

De voornaamwoorden die horen bij een complemento indirecto zijn...
A
me, te, se, nos, os, se
B
me, te, le, nos, vos, les
C
me, te, le, nos, os, se
D
me, te, le, nos, os, les

Slide 8 - Quiz

¿Cuáles son los pronombres personales de complemento indirecto?

Me = (aan) mij
Te = (aan) jou
Le = (aan) hem/haar/u enkelvoud
Nos = (aan) ons
Os = (aan) jullie
Les = hun (aan hen)/ u meervoud 
*Aan denk je erbij, maar schrijf je er niet bij

Slide 9 - Slide

Het juiste voornaamwoord die horen bij de complemento indirecto hieronder is:

Ik koop (comprar) een boek voor haar.
____ compro un libro.

A
Le compro un libro
B
Te compro un libro
C
Os compro un libro
D
Nos compro un libro

Slide 10 - Quiz

Capítulo 5: El dinero viene y va

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Cap. 5: El dinero viene y va
Instrucciones:

1. Leer Texto.
2. Ejercicio 1 (a,b,c,d)  - Werkboek Hoofdstuk 5



timer
5:00

Slide 13 - Slide

Bilbao se encuentra en:
A
El País Vasco
B
Cataluña
C
Andalucía
D
Zaragoza

Slide 14 - Quiz

En Bilbao se hablan dos idiomas: ___________, ___________.
A
Español y Holandés
B
Español y Francés
C
Español y Euskera
D
Español y Portugués

Slide 15 - Quiz

El museo más famoso de Bilbao se llama:
A
Van Gogh
B
Prada
C
Hermitage
D
Guggenheim

Slide 16 - Quiz

La ropa

Slide 17 - Slide

Vocabulario
 Vocabulario: 
La ropa, accesorios y colores

Oefenen:
Hoofdstuk 5 
Ejercicio 2 ( a, b)
Ejercicio 4 (a, b)


timer
5:00

Slide 18 - Slide

Vocabulario

Slide 19 - Slide

Complemento directo

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

El complemento directo
Lo                                          mannelijk enkelvoud

La                                          vrouwelijk enkelvoud 

Los                                       mannelijk meervoud

Las                                        vrouwelijk meervoud

Slide 22 - Slide

El complemento directo

Slide 23 - Slide

#Fluisteren

Slide 24 - Slide

Leerdoel: ik weet hoe je het lijdend en meewerkend voorwerp kunt vinden in een zin
No

Slide 25 - Poll

¡Hasta la próxima clase!

Slide 26 - Slide