Hoofdstuk 4 Wonen en verzekeren alle paragrafen

Huur en verhuur
1 / 45
next
Slide 1: Mind map
EconomieMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Huur en verhuur

Slide 1 - Mind map

4.1 Huur en verhuur
  • Sociale huurwoning
  • Vrije sector
  • Huurovereenkomst
  • Opzegtermijn 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Video

Woonruimte huren
  • Vrije sector
  • Sociale huurwoningen 

Slide 4 - Slide

Huurovereenkomst
  • Wat is een overeenkomst?
  • Geldigheid mag zowel schriftelijk als mondeling worden afgesloten. 

Slide 5 - Slide

Eigendom van het huis
-Onderhoud moet je zelf regelen en betalen.
-Je mag het huis veranderen naar je smaak.
-Je hebt geen opzegtermijn
Huis gehuurd.
-Onderhoud is voor de verhuurder.
-Aanpassingen mogen alleen in overleg gedaan worden.
-Je hebt een opzegtermijn. (Huurovereenkomst)
-Verhuurder mag niet opzeggen!
-Koop en dood breken geen huur.

Slide 6 - Slide

Je dak lekt in een huurhuis, wie moet er betalen voor de reparatie?
A
Verhuurder
B
Huurder

Slide 7 - Quiz

Je woont in een huurhuis en wilt schilderijen ophangen mag dit zonder overleg?
A
Ja
B
Nee

Slide 8 - Quiz

De vrije huursector is duurder dan de sociale huursector
A
Eens
B
Oneens

Slide 9 - Quiz

Iedereen kan een huis kopen in de sociale huursector
A
Eens
B
Oneens

Slide 10 - Quiz

Paragraaf 4.2
  • Taxatierapport
  • Voorlopig koopcontract
  • Financiering
  • Ontbindende voorwaarde
  • Overdrachtsbelasting
  • Onroerende zaken
  • Transportakte
  • Kadaster

Slide 11 - Slide

Taxatierapport
Een rapport waarin de waarde van de woning is berekend.

Afhankelijk van.....

Welke woonwijk, grote van het huis, de woonplaats, bouwkundig rapport en de staat van het huis. 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Koopcontract
  1. Eerst bieden
  2. voorlopige koopcontract
  3. financiering
  4. ontbindende voorwaarde (financiering of andere voorwaarde) 

Slide 16 - Slide

Bijkomende kosten
  • k.k staat voor?
  • Overdrachtsbelasting (2%)
  • Bijkomende kosten (6%) (notariskosten, kosten voor financiering etc)
  • v.o.n staat voor? (nieuwbouw)

Slide 17 - Slide

Onroerende zaken
Gebouwen en grond (kun je niet verplaatsen.

Kadaster (registratie systeem van wie waar eigenaar is). Deze organisatie houdt het bij. 

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

Transportakte
Bij de notaris tekenen je de definitieve koopovereenkomst. 

In feiten niks meer dan de eigendomsakte die vastgelegd wordt door de notaris bij het kadaster.

Slide 20 - Slide

4.3 en 4.4
  • Hypotheek
  • Onderpand
  • Annuïteitenhypotheek
  • Lineaire hypotheek 
  • Onroerendezaakbelasting

Slide 21 - Slide

Hypotheek
Grote lening met een onderpand.  Kan iedereen dit huis kopen?

Belangrijk
-Hoeveel kun je lenen? (hoogte salaris)

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Annuiteitenhypotheek

-Gelijke maandlasten
-Rentebedrag neemt af
-Aflossingsbedrag neemt toe.


Maandlasten in de eerste jaren een stuk lager. 
Lineaire hypotheek

-Dalen de maandlasten
-Aflossingsbedrag blijft gelijk.
-Het rentebedrag wordt steeds lager. 

Over de hele periode een stuk goedkoper.

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Hoogte van de hypotheek afhankelijk van:
-Looptijd
-Rente percentage (vast of variabel)

Rente nu voor 20 jaar vastzetten 1,5% rente. Rente vroeger (2000) 5,8 %. Dus het is altijd lastig kiezen wat je doet. 

Optie, boete betalen?

Slide 26 - Slide

OZB belasting
Onroerende zaakbelasting, belasting die je betaald over je bezit (bijvoorbeeld je huis of een boot die je hebt). Huurders hebben deze kosten niet. 

Slide 27 - Slide

Bijna iedereen met een koophuis heeft een hypotheek
A
Eens
B
Oneens

Slide 28 - Quiz

Bij welke lening zijn de maandlasten gelijk?
A
Annuiteitenhypotheek
B
Lineaire hypotheek
C
Beide antwoorden zijn goed

Slide 29 - Quiz

De hoogte van de hypotheek is afhankelijk van
A
Het rentepercentage
B
De looptijd
C
De hoogte van de hypotheek
D
Alle bovengenoemde antwoorden zijn goed

Slide 30 - Quiz

Wat is een onderpand
A
Een zekerheid voor de bank, zodat ze hun geld terugkrijgen.
B
Een zekerheid voor de koper, dat hij zijn geld van de bank krijgt.
C
Een zekerheid van de verhuurder, dat hij zijn geld krijgt.
D
Er is s

Slide 31 - Quiz

4.5 Verzekeren, hoe dan?
  • Materiele schade
  • Verzekeraar
  • Direct writer
  • Verzekeringsovereenkomst
  • polis
  • polisvoorwaarden
  • uitsluiting, premie en eigen risico

Slide 32 - Slide

Verzekeren
Als je bang bent dat jij iets moet betalen kun je jezelf verzekeren. De materiële schade is schade die in geld uit te drukken is. De verzekeraar vergoed jou de schade als er iets gebeurd. Jij bent de verzekerde. Jij betaald een premie om verzekerd te zijn. Sluit jij zonder een tussenpersoon een verzekering af dan noem je dit direct writers. Je hebt hierbij geen gebruik gemaakt van een verzekeringsadviseur.  

Slide 33 - Slide

Als je een verzekeringsovereenkomst afsluit krijg je een polis met polisvoorwaarden. Polis is het bewijs dat je verzekert bent en in de polisvoorwaarden staat waarvoor je verzekerd bent. In de polisvoorwaarden staat welke schade vergoedt en wat uitsluitingen zijn (wordt niet vergoed). Tevens staat de premie in de polis: de prijs voor de verzekering. Soms wordt dit uitgedrukt in een promille, dat is een duizendste (:1000). 

Slide 34 - Slide

4.6 Goed verzekerd
  • Verzekerde waarde
  • Getaxeerde waarde
  • Oververzekerd
  • Onderverzekerd
  • Bonus-malussysteem 

Slide 35 - Slide

Opstalverzekering
-Verzekering van je huis en alles wat eraan vast zit. 
Inboedelverzekering
-Voor de spullen IN je huis. 

Slide 36 - Slide

Verzekerde waarde

De waarde van de goederen die je opgeeft.

Vb: jij zegt dat je bankstel €1.500 waard is.
Getaxeerde waarde

De waarde die de expert bepaald van jou goederen.

Vb: de expert zegt dat jou bank €2.000 waard is.

Ben je dan onder of oververzekerd?

Slide 37 - Slide

AVP
De Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP) is een verzekering tegen schade die je zonder opzet aan anderen toebrengt. 

De AVP geldt voor het hele gezin, inclusief huisdieren. 

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Video

Slide 40 - Video

Bonus-malusregeling
Geen schade betekent korting op je premie
Wel schade betekent minder of geen korting 

Slide 41 - Slide

Vergoed de schade aan je huis, bijvoorbeeld na een brand
A
Inboedelverzekering
B
Opstalverzekering
C
Wa verzekering
D
Wa+casco verzekering

Slide 42 - Quiz

Vergoed zowel de schade aan jou auto als aan de auto van de andere persoon
A
Wa-verzekering
B
Wa+casco verzekering
C
AVP
D
Inboedelverzekering

Slide 43 - Quiz

Als je huis €200.000 waard is en je verzekert je huis tegen €250.000 dan je ?
A
Onderverzekert
B
Oververzekert
C
Slim want dan krijg je meer.
D
Dom want je betaald te veel.

Slide 44 - Quiz

Formule
Verzekerde waarde :werkelijke waarde x schadebedrag = schadevergoeding


Uit je hoofd leren!

Slide 45 - Slide