4.1 Productie Havo & VWO

4. Produceren
4.1 Productie
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4. Produceren
4.1 Productie

Slide 1 - Slide

4.1 Productie
  • Ik kan het verband uitleggen tussen produceren en consumeren.
  • Ik kan uitleggen hoe de vier productiefactoren waarde toevoegen aan een product.
  • Ik kan drie verschillende soorten bedrijven onderscheiden en herkennen.
  • Ik kan de arbeidsproductiviteit van een bedrijf berekenen.
  • Ik kan adviezen geven om de arbeidsproductiviteit van een bedrijf te verhogen.

Slide 2 - Slide

4.1 Hoe maak je dat?
Produceren
  • Produceren is het maken van goederen en leveren van diensten door bedrijven.
  • Consumenten doen soms ook aan zelfvoorziening.
goederen
diensten
zelfvoorziening

Slide 3 - Slide

4.1 Productie
Bedrijfskolom
  • In de bedrijfskolom staan alle bedrijven die
      meewerken aan een product.

  • Door elke bewerking wordt het product meer waard.
      Elk bedrijf voegt waarde toe (toegevoegde waarde)

Toegevoegde waarde = verkoopprijs - inkoopprijs

Slide 4 - Slide

Wat is de toegevoegde waarde van de meelfabriek?
A
6500 euro
B
2500 euro
C
4000 euro
D
9000 euro

Slide 5 - Quiz

Zo noem je alle bedrijven die meewerken aan het maken van een product:
A
Bedrijfskolom
B
Bedrijfsketting
C
Toegevoege Waarde
D
Producenten

Slide 6 - Quiz

Wat is toegevoegde waarde?
A
De waarde die een klant toevoegt aan een product
B
De waarde die een bedrijf toevoegt aan een product
C
Alleen bedrijven die een product verkopen
D
Alleen bedrijven die een product uit de natuur halen

Slide 7 - Quiz

4.1 Productie
Productiefactoren
Om te produceren zijn altijd vier productiefactoren nodig:
  • Arbeid
  • Kapitaalgoederen (gebouw, voorraad en machines)
  • Natuur (grondstoffen en ruimte)
  • Ondernemerschap

Slide 8 - Slide

4.1 Productie
3 soorten bedrijven
Handelsonderneming
Productieonderneming
Dienstverlenend bedrijf

Slide 9 - Slide

4.1 Productie
3 soorten bedrijven
Er zijn 3 soorten bedrijven
  • Handelsonderneming: verkoopt producten
  • Productieonderneming: maakt producten
  • Dienstverlenend bedrijf: levert diensten

Slide 10 - Slide

4.1 Productie
  • Ik kan het verband uitleggen tussen produceren en consumeren.
  • Ik kan uitleggen hoe de vier productiefactoren waarde toevoegen aan een product.
  • Ik kan drie verschillende soorten bedrijven onderscheiden en herkennen.
  • Ik kan de arbeidsproductiviteit van een bedrijf berekenen.
  • Ik kan adviezen geven om de arbeidsproductiviteit van een bedrijf te verhogen.

Slide 11 - Slide

4.1 Productie
Aan de slag!



Maken opgave: 1, 4, 5, 6 en 8

Slide 12 - Slide

4.1 Productie
  • Ik kan het verband uitleggen tussen produceren en consumeren.
  • Ik kan uitleggen hoe de vier productiefactoren waarde toevoegen aan een product.
  • Ik kan drie verschillende soorten bedrijven onderscheiden en herkennen.
  • Ik kan de arbeidsproductiviteit van een bedrijf berekenen.
  • Ik kan adviezen geven om de arbeidsproductiviteit van een bedrijf te verhogen.

Slide 13 - Slide

4.1 Productie
Arbeidsproductiviteit
Arbeidsproductiviteit is de hoeveelheid productie die 1 arbeidskracht levert in een bepaalde tijd.

Arbeidsproductiviteit stijgt door;
  • mechanisatie, automatisatie of robotisering.
  • meer ervaring of hoger opgeleide werknemers.
Hierdoor daalt de kostprijs per product.

Slide 14 - Slide

4.1 Productie
Arbeidsproductiviteit
In een ijssalon werken 12 werknemers. Per dag verkoopt de ijssalon 2.880 ijsjes.

Hoeveel ijsjes produceert één werknemer?

  • Antwoord: 2.880 : 12 = 240 ijsjes per werknemer. Dus de arbeidsproductiviteit van een werknemer is 240 ijsjes.

Slide 15 - Slide

4.1 Productie
Arbeidsproductiviteit
In een koekjesfabriek werken 20 werknemers. Per 40-urige werkweek produceren ze 1.000.000 koekjesdozen.

Hoeveel koekjesdozen produceert 1 werknemer per uur?

  • Antwoord: 1.000.000 : 20 = 50.000 koekjesdozen per werknemer in 1 week.                                        50.000 : 40 = 1.250  koekjesdozen per werknemer per uur.

Slide 16 - Slide

4.1 Productie
Aan de slag!



Maken opgave: 10, 11 en 12

Slide 17 - Slide

4.1 Productie
  • Ik kan het verband uitleggen tussen produceren en consumeren.
  • Ik kan uitleggen hoe de vier productiefactoren waarde toevoegen aan een product.
  • Ik kan drie verschillende soorten bedrijven onderscheiden en herkennen.
  • Ik kan de arbeidsproductiviteit van een bedrijf berekenen.
  • Ik kan adviezen geven om de arbeidsproductiviteit van een bedrijf te verhogen.

Slide 18 - Slide