H4 Chapitre 2 - Grammaire C - passé composé - imparfait

Mercredi 06 novembre 2024


Aujourd'hui tu as besoin de :


Startopdracht:
ton cahier
Bedenk alvast wat je nog weet over de
passé composé en de imparfait.
Laat jouw telefoon in jouw zakje en zorg dat je de juiste spullen voor je hebt.
Begin daarna met de startopdracht.  
un stylo
ton livre
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Mercredi 06 novembre 2024


Aujourd'hui tu as besoin de :


Startopdracht:
ton cahier
Bedenk alvast wat je nog weet over de
passé composé en de imparfait.
Laat jouw telefoon in jouw zakje en zorg dat je de juiste spullen voor je hebt.
Begin daarna met de startopdracht.  
un stylo
ton livre

Slide 1 - Slide

Terugblik vorige les
Grammaire A Chapitre 2

Slide 2 - Slide

Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
een werkwoord
B
een bijwoord
C
een zelfstandig naamwoord
D
de hele zin

Slide 3 - Quiz

Waar zegt een bijwoord iets over?
A
een werkwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een zelfstandig naamwoord
D
de hele zin

Slide 4 - Quiz

Wat plak je achter een bijvoeglijk naamwoord om er een bijwoord van te maken?

Slide 5 - Open question

Maak een bijwoord van: poli

Slide 6 - Open question

Maak een bijwoord van: correct

Slide 7 - Open question

Maak een bijwoord van: sportif

Slide 8 - Open question

Maak een bijwoord van: bon

Slide 9 - Open question

Maak een bijwoord van: récent

Slide 10 - Open question

Kies de juiste vorm. Serge Gainsbourg chante (beter)
A
meilleur
B
mieux

Slide 11 - Quiz

Kies de juiste vorm. (gelukkig) sa musique est populaire
A
heureux
B
heureuse
C
heureuxment
D
heureusement

Slide 12 - Quiz

Kies de juiste vorm. C'est un plat (typisch) Frans.
A
typique
B
typiquement

Slide 13 - Quiz

Kies de juiste vorm: C'est un (goede) chanteur.
A
bon
B
bonne
C
bien

Slide 14 - Quiz

Lastig?
  • Leer grammaire A uit chapitre 2.
  • Oefen via Slim Stampen

Slide 15 - Slide

Programme
  • Réviser : le passé composé et l'imparfait
  • Grammaire C : l'emploi du passé composé et l'imparfait
  • Exercices 

Slide 16 - Slide

Les buts
Ik kan de passé composé en de imparfait toepassen in context en uitleggen wanneer je welke tijd gebruikt.

Slide 17 - Slide

Les dominos tombaient,
alors il en a enlevé un.

Slide 18 - Slide

Passé composé

Hoe maak je de passé coposé van 
de regelmatige werkwoorden 
op -er, -re en -ir.

Slide 19 - Slide

Passé composé
hulpwerkwoord
manger
choisir
vendre
j'ai
tu as
il/elle/on a
nous avons
vous avez
ils/elles ont
.

mangé
.

choisi
.

vendu

Slide 20 - Slide

Passé composé

Slide 21 - Slide

Imparfait
persoonlijk voornaamwoord
persoonlijk voornaamwoord
vervoegd werkwoord in de imparfait
je
elle
lisions
nous
ils
lisait
elles
tu
lisiez
on
vous
lisais
il
Marc
lisaient
Mix en match de vervoegde werkwoorden met het juiste persoonlijk voornaamwoord.

Slide 22 - Slide

passé composé VS imparfait
passé composé
gebeurtenis uit het verleden wat iemand heeft gedaan
Hier, je suis allé à Rotterdam avec mes amis.
D'abord, nous avons fait du shopping,
puis nous avons mangé une pizza. 
  • Geeft antwoord op de vraag: en toen?
  • Het gaat om een afgesloten gebeurtenis
    begin en eind zijn duidelijk

Slide 23 - Slide

passé composé VS imparfait
passé composé

imparfait
gebeurtenis uit het verleden wat iemand heeft gedaan

hoe het in het verleden was

Slide 24 - Slide

passé composé VS imparfait
imparfait
hoe het in het verleden was
toestand / beschrijving
gewoonte / feit
handeling die aan de gang is
Ce jour-là, il pleuvait très fort.


Avant, je faisais du basket le lundi et le jeudi.

Aline préparait le dîner pendant que Jean-Christophe nettoyait la maison. 

Slide 25 - Slide

passé composé VS imparfait
koppel de woorden aan de tijd die zij aangeven
Passé composé
gebeurtenis uit het verleden
wat iemand heeft gedaan
- en toen?
- plotseling
- 1 duidelijk moment
Imparfait
hoe het in het verleden was
- vroeger
- iets wat gebruikelijk was
puis     toujours     soudain     avant     souvent

alors     d'habitude     après     ensuite

Slide 26 - Slide

Au travail !

Fais les exercices 37 et 38a (p.75, 76) dans ton cahier d'exercices.

 

Si tu as fini tu peux lire un article sur :
https://lemondedesados.fr/

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Enkele onregelmatige werkw
être                 j'ai été                               ik ben geweest
avoir               j'ai eu                                 ik heb gehad
faire                j'ai fait                               ik heb gedaan, gemaakt
prendre         j'ai pris                              ik heb gepakt, genomen
vouloir           j'ai voulu                           ik heb gewild
pouvoir          j'ai pu                                 ik heb gekund, gemogen
voir                  j'ai vu                                  ik heb gezien

Slide 29 - Slide