voorbeeld: (
wij)....... ziehen um,(
wie)....... hat Kartons für (
ons)........
1. Staat er een voorzetsel van de 4e naamval? dan kies je daarvoor. In dit geval für uns
2. geen voorzetsel? dan kijk je of het een onderwerp is ( Nominativ) of lijdend voorwerp is ( Akkusativ)
wij=onderwerp dus: wir