Grammatica zinsdelen - Voorzetselvoorwerp

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Sommige werkwoorden hebben altijd een vast voorzetsel bij zich:

houden.... van
rekenen.... op
verlangen.... naar
wennen.... aan
bestaan.... uit

Dat geldt ook voor sommige bijvoeglijke naamwoorden:

tevreden zijn.... met
bang zijn.... voor
gek zijn.... op

Slide 2 - Slide

Zinsdelen die met zo'n vast voorzetsel beginnen, benoemen we als voorzetselvoorwerp.

Een voorzetselvoorwerp is dus
vast voorzetsel + rest

Dit drankje bestaat uit cola en rum.
We hopen op een mooie zomer.
Roodkapje is bang voor de boze wolf.
Ik ben tevreden met het resultaat.

Slide 3 - Slide


Ze lijken in hun rol soms op een lijdend voorwerp. Ze 'ondergaan' wat het werkwoord zegt. Alleen begint een lijdend voorwerp nooit met een voorzetsel. 

Vergelijk:

Romeo bemint Julia.            (lijdend voorwerp)
Romeo houdt van Julia.      (voorzetselvoorwerp)
 

Slide 4 - Slide

Ook lijken ze soms op een bijwoordelijke bepaling. Merk op dat bij een voorzetselvoorwerp het voorzetsel figuurlijk gebruikt wordt en bij een bwb letterlijk. 

Vergelijk:

Hij wacht op het perron.     (bijwoordelijke bepaling)
Hij wacht op antwoord.       (voorzetselvoorwerp)

Slide 5 - Slide

Lang niet alle voorzetsels bij een werkwoord of bijvoeglijk naamwoord zijn vast. Twijfel je?
Probeer of je het kunt vervangen door een ander voorzetsel:

Je mag roken in/achter/naast de kantine.
Hij is altijd grappig voor/na/in de les.
Ger sprong in/op/voor de auto.
De sleutel ligt onder/op/naast de mat.

Slide 6 - Slide

Even oefenen!

Slide 7 - Slide

Onze hond is bang voor de cavia.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quiz

Mijn vader staat voor de deur.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 9 - Quiz

Hij rekent op een beloning.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 10 - Quiz

Ze verlangde naar de ontmoeting.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 11 - Quiz

Mijn docent schrijft op een blaadje.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 12 - Quiz

De taxi stopt achter het station.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 13 - Quiz

Dat ijs smaakt naar kokos.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 14 - Quiz

Ik heb veel plezier in mijn werk.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 15 - Quiz

We hebben plezier in het pretpark.
A
voorzetselvoorwerp
B
bijwoordelijke bepaling

Slide 16 - Quiz


Ik kan het voorzetselvoorwerp herkennen
😒🙁😐🙂😃

Slide 17 - Poll