ma 2 okt zinsdelen VZV

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 3

Voorzetselvoorwerp

Voorzetselvoorwerp

Doelen

• Je weet wat een voorzetselvoorwerp is.
• Je kunt een voorzetselvoorwerp onderscheiden
  van een bijwoordelijke bepaling.
• Je kunt het voorzetselvoorwerp in een zin benoemen.
  

Voorzetselvoorwerp (les 30)

Leerdoelen

Je kent de term voorzetselvoorwerp;

Je kunt een voorzetselvoorwerp herkennen;

Je kunt het verschil uitleggen tussen een voorzetselvoorwerp en een bijwoordelijke bepaling;

Je kunt een voorzetselvoorwerp zelf toepassen in een eigen tekst.

Voorzetselvoorwerp

Voorzetselvoorwerp of lijdend voorwerp?

Een voorzetselvoorwerp is niet hetzelfde als een lijdend voorwerp. Het voorzetselvoorwerp geeft aan tot wie de handeling gericht is. Het lijdend voorwerp geeft aan wie of wat de handeling ondergaat. Bijvoorbeeld: Ik geef mijn vriendin een cadeau. (cadeau = lijdend voorwerp, vriendin = voorzetselvoorwerp)

Vergelijk het verschil tussen een voorzetselvoorwerp en een lijdend voorwerp.

Voorzetselvoorwerp

• Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een voorzetsel.
  
• Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel (luisteren naar, rekenen op, delen door, geven om).
• Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.

Bijvoorbeeld

 Ik ben niet tevreden met deze computer.

(tevreden zijn met)

Voorzetselvoorwerp = figuurlijk

Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een vast voorzetsel. 

Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel. 

Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.

Het voorzetselvoorwerp (vv)

Een voorzetselvoorwerp begint altijd met een vast voorzetsel.

Een voorzetselvoorwerp komt voor bij werkwoorden met een vast voorzetsel.

Het voorzetsel verbindt het voorzetselvoorwerp met het gezegde.

Pv en wg

Ow

Voorzetsel

voorwerp (vv)

Lijdend voorwerp (lv)

De

leerlingen

van

H3C

halen

cijfers

Heb je misschien iets over voor dit goede doel?

lijdend voorwerp

onderwerp

werkwoordelijk gezegde

naamwoordelijk gezegde

voorzetselvoorwerp

je

heb over

voor dit goede doel

heb

iets

Pv en wg

Ow

Voorzetsel

voorwerp (vv)

Lijdend voorwerp (lv)

De

leerlingen

houden

van

voldoendes.

Mijn moeder staat op de stoep.

Onderwerp

Persoonsvorm

Werkwoordelijk 

gezegde

Bijwoordelijke

bepaling

Voorzetselvoorwerp

Mijn moeder

Op de stoep

staat

Pv en wg

Ow

Voorzetsel

voorwerp (vv)

Lijdend voorwerp (lv)

We

rekenen

op

jouw

inzet.

Onderwerp

Naamwoordelijk of werkwoordelijk gezegde

Voorzetselvoorwerp

De aanvoerder

was tevreden

met de uitslag

Onderwerp

Gezegde

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Bijwoordelijke bepaling

Voorzetselvoorwerp

Hij

rekende

bij dit proefwerk

niet

op een voldoende

Onderwerp

Gezegde

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp

Bijwoordelijke bepaling

Voorzetselvoorwerp

Pieter

wil

later

architect

worden

Pv en wg

Ow

Voorzetsel

voorwerp (vv)

Lijdend voorwerp (lv)

wg

sinds

ik

15

Al

ben,

wil

ik

een

tatoeage.