Voorzetsels met werkwoorden met verschillende naamvallen

voorzetsels 
en werkwoorden
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4,5

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

voorzetsels 
en werkwoorden

Slide 1 - Slide

Zit in de volgende zin een Dativ -of een Akkusativobjekt (3e of 4e nv)?
"Sie glaubt ihrem Mann nicht mehr"
A
Dativ
B
Akkusativ

Slide 2 - Quiz

Zit in de volgende zin een Dativ -of een Akkusativobjekt (3e of 4e nv)?
"Sie konnte dem alten Mann helfen"
A
Dativ
B
Akkusativ

Slide 3 - Quiz

Zit in de volgende zin een Dativ -of een Akkusativobjekt (3e of 4e nv)?
"Der Lehrer lehrt die Schüler Mathematik"
A
Dativ
B
Akkusativ

Slide 4 - Quiz

Zit in de volgende zin een Dativ -of een Akkusativobjekt (3e of 4e nv)?
"Wir sind euch auf einer Party begegnet"
A
Dativ
B
Akkusativ

Slide 5 - Quiz

Zit in de volgende zin een Dativ -of een Akkusativobjekt (3e of 4e nv)?
"Ich bitte Sie um Vertrauen"
A
Dativ
B
Akkusativ

Slide 6 - Quiz

Welke vertaling van "bij" past er in deze zin:

"Sie kam mit dem Bus ........ (bij) uns"

A
zu
B
bei
C
an

Slide 7 - Quiz

Welke vertaling van "door" past er in deze zin:

"Er erfuhr es ........ (door) eine Nachricht"
A
von
B
durch

Slide 8 - Quiz

Welke vertaling van "voor" past er in deze zin:

"Er warnte mich ........ (voor) den Risiken"
A
für
B
vor

Slide 9 - Quiz

Welke vertaling van "naar" past er in deze zin:

"Ich gehe heute ........ (naar) dem Arzt"
A
nach
B
in
C
zu

Slide 10 - Quiz

Welke vertaling van "naar" past er in deze zin:

"Er sehnt sich ........ (naar) den Ferien"
A
nach
B
in
C
zu

Slide 11 - Quiz

Welke vertaling van "voor" past er in deze zin:

" ........ (voor) einem Monat habe ich ihn noch gesehen"
A
für
B
vor

Slide 12 - Quiz

Welke vertaling van "bij" past er in deze zin:

"Das Mädchen wohnt ........ (bij) ihrem Vater"
A
zu
B
bei
C
an

Slide 13 - Quiz

Welke vertaling van "bij" past er in deze zin:

"Er stellte sich ........ (bij) das Fenster"
A
zu
B
bei
C
an

Slide 14 - Quiz

Welke vertaling van "door" past er in deze zin:

"Die Frage wurde ........ (door) mir gelöst"
A
durch
B
von

Slide 15 - Quiz

Welke vertaling van "voor" past er in deze zin:

"Er hatte das ........ (voor) uns gemacht"
A
für
B
vor

Slide 16 - Quiz

Welke vertaling van "tot" past er in deze zin:

" ........ (tot) unserer Überraschung hat er das Spiel gewonnen"
A
bis
B
zu

Slide 17 - Quiz

Welke vertaling van "naar" past er in deze zin:

"Gehst du heute noch ........ (naar) der Polizei um Anzeige zu erstatten?"
A
nach
B
in
C
zu

Slide 18 - Quiz

Welke vertaling van "naar" past er in deze zin:

"Wegen Corona können wir noch nicht ........ (naar) das Theater gehen"
A
nach
B
in
C
zu

Slide 19 - Quiz

Ik beheers de theorie
A
niet!
B
van a tot z
C
met de aantekeningen erbij, lukt het best
D
geen idee, mijn zus heeft de test ingevuld

Slide 20 - Quiz