Boekenpitch

Welkom V1T
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welkom V1T

Slide 1 - Slide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Huiswerkopdrachten bespreken
  3. Leerdoelencheck leesvaardigheid en grammatica
  4. Fictie 39: een verhaal beoordelen
  5. Boekenpitch voorbereiden
  6. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Slide

10 minuten lezen

Slide 3 - Slide

Welke twee soorten ontleden onderscheiden we?

Slide 4 - Mind map

Welk(e) lidwoord(en) hoort/horen in de categorie bepaalde lidwoorden?

Slide 5 - Mind map

Grammatica 20 persoonsvorm en zinsdelen


  • Een paar lessen terug hebben jullie al aangegeven wat jullie geleerd hebben op de basisschool over grammatica.
  • Gelukkig stond daar al heel vaak de persoonsvorm en zinsdelen tussen. 
  • Die gaan we deze les herhalen/opfrissen!

Slide 6 - Slide

De persoonsvorm is altijd....
A
een persoon
B
een werkwoord
C
een zelfstandig werkwoord
D
een gebeurtenis

Slide 7 - Quiz

Elke goede zin heeft een persoonsvorm.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
Wat
B
Deze
C
Persoonsvorm
D
is

Slide 9 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

Hoe vind je ook alweer de persoonsvorm?
A
Hoe
B
vind
C
je
D
ook

Slide 10 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

De persoonsvorm kan in enkel- en in meervoud staan.
A
De persoonsvorm
B
kan
C
staan
D
meervoud

Slide 11 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in onderstaande zin?

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.
A
De persoonsvorm
B
is
C
altijd
D
een werkwoord

Slide 12 - Quiz

Op welke drie manieren kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 13 - Mind map

Wat is een zinsdeel?
A
Stukje uit een zin
B
Woorden die los staan
C
Stukje van een zin
D
Losse woorden

Slide 14 - Quiz

Hoe weet je of iets een zinsdeel is?
A
Het heeft als geheel dezelfde functie.
B
Het blijft in elke volgorde bij elkaar (als de betekenis niet verandert).
C
Het kan voor de persoonsvorm.
D
Alle antwoorden (A, B en C).

Slide 15 - Quiz

Alles wat voor de persoonsvorm kan staan, is dus een zinsdeel. Wat is in onderstaande zin zeker een zinsdeel?
Ik wil naar huis.
A
Ik
B
naar huis
C
wil
D
geen van allen

Slide 16 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?

Wanneer heb ik vakantie?
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 17 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?

Gisteren hebben mijn zus en ik pannenkoeken gebakken.
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 18 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft de volgende zin?

Vanmorgen kon ik moeilijk mijn bed uitkomen.
A
4 zinsdelen
B
5 zinsdelen
C
3 zinsdelen
D
6 zinsdelen

Slide 19 - Quiz

Fictie 39: Een verhaal beoordelen

Doel: Je leert je oordeel over een verhaal te geven en te onderbouwen.


Slide 20 - Slide

Oordeel
Een oordeel over een boek bestaat uit twee elementen:
  1. de mening (Ik vond dit een interessant boek)
  2. de argumenten (De personages waren erg geloofwaardig en het verhaal zat goed in elkaar)

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Beoordelingswoorden
Om een oordeel te kunnen 
geven maak je gebruik van 
beoordelingswoorden.


Slide 23 - Slide

Boekenpitch
Vertel je boek in 1 tot 1,5 minuut!
- Je hebt één tot anderhalve minuut om je verhaal te vertellen. Dit betekent dat je een tekst van ong. 200 tot 300 woorden moet schrijven; een korte, krachtige presentatie.
- Begin je pitch met een sprankelende binnenkomer om de aandacht te trekken. Dat kan een uitspraak, beginzin van het boek, een gedicht enzovoorts zijn.
- Noem de titel en de schrijver.
- Vertel daarna kort waar het boek over gaat (in één of enkele zinnen vertellen wie de hoofdpersoon is en wat hij/zij meemaakt en wat het boek zo interessant/leuk/spannend maakt.
- Laat je mening over het boek goed uitkomen; geef je mening over het boek met behulp van beoordelingswoorden en argumenten en voorbeelden uit het boek.
- Eindig met een oproep om het boek te lezen.





Slide 24 - Slide

Presentatie van je pitch
  • Tijdens de presentatie/pitch heb je hooguit een spiekbriefje (met enkele woorden) bij je
  • Oefen van tevoren je pitch en time jezelf. Let op dat je tussen de 1 en 1, 5 minuut zit.
  • Als je je pitch in de klas presenteert, let op de volgende zaken: 
  1. zorg dat je dat je goed verstaanbaar bent.
  2. Zorg voor een goede houding.
  3. Kijk goed de klas in en kijk je luisteraars aan.
  4. Vanzelfsprekend spreek je enthousiast en overtuigend, want als jij niet in jezelf gelooft, doet niemand het.

Slide 25 - Slide

Vooruitblik
  • Aan de slag met het schrijven van de pitch
  • Volgende les: tekst van de pitch klaar

Slide 26 - Slide