This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Lesplanning
0 min
2 min Uitleggen doelen deze les
5 min Theorie uitleg
15 min Zelfstandig werken/ huiswerkcontrole
35 min Filmpje
Inhoud
Werkvorm
Ontvangst
Individueel
Lesdoelen uitleggen
Klassikaal
Quizz over lesdoelen
Klassikaal
Alle Leerdoelen samenvatten
Klassikaal
Afsluiting herhalen doelen deze les
Klassikaal
Lesplanning
Slide 1 - Slide
Leerdoelen H3
Oefen door quizz
Slide 2 - Slide
Temperatuur is een
A
Grootheid
B
Eenheid
Slide 3 - Quiz
De temperatuur is 20°C. Wat is de temperatuur in Kelvin?
A
273 K
B
293 K
C
- 253 K
D
253 K
Slide 4 - Quiz
De temperatuur in Kelvin is 350K. Wat is de temperatuur in Celsius?
A
550°C
B
623 °C
C
77°C
D
250°C
Slide 5 - Quiz
wat is de temperatuur?
A
60 graden Celcius
B
20 graden Celsius
C
0 graden celsius
D
-20 graden celsius
Slide 6 - Quiz
Wat is het meetbereik van de thermometer?
A
0 tot 50 graden Celsius
B
100 graden Celsius
C
- 50 tot + 50 graden Celsius
Slide 7 - Quiz
Wat is nodig voor een verbranding?
A
Brandstof, water, vuur
B
Ontbrandingtemperatuur, brandstof, zuurstof
C
Zuurstof, stikstof en waterstof
D
Ontrbrandingstemperatuur, lucht en zuurstof
Slide 8 - Quiz
Wat is een goede verbranding?
A
B
C
D
Slide 9 - Quiz
Welk gas zorgt voor het broeikas effect
A
koolstof-mono-oxide
B
koolstof-di-oxide
C
ozon
D
zuurstof
Slide 10 - Quiz
Het broeikas effect is nodig voor de aarde omdat...
A
het beschermd ons tegen de ultraviolette straling van de zon
B
het zorgt ervoor dat de temperatuur van de aarde niet te warm wordt en niet te koud
C
het zorgt voor de zuurstof die we nodig hebben om te kunnen leven
D
het zorgt voor koolstofdioxide die de planten nodig hebben om te leven
Slide 11 - Quiz
Wat is het versterkte broeikaseffect?
A
het effect dat de aarde zonnewarmte vasthoudt
B
de uitstoot van zuurstof door planten
C
het stralingsevenwicht dat uit balans is geraakt
D
atmosfeer die steeds kleiner wordt
Slide 12 - Quiz
Wat zijn fossiele brandstoffen?
A
uranium-kolen-olie
B
gas -zon- olie
C
gas- zon- kolen
D
gas- olie- kolen
Slide 13 - Quiz
Wat gebeurt er als je water gaat verwarmen?
A
Temperatuur daalt
B
Temperatuur blijft hetzelfde
C
Temperatuur stijgt
D
Temperatuur heeft niets met verwarmen te maken
Slide 14 - Quiz
Waardoor ontstaat de warmte in de verwarmings-ketel van een centrale verwarming?
A
In de boiler te verwarmen
B
door aardgas te verbranden
C
door de radiatoren open te draaien
D
door zonne-warmte op te vangen
Slide 15 - Quiz
Hoe verwarmt de centrale verwarming een huis
A
Voornamelijk straling
B
Voornamelijk stroming
C
Voornamelijk geleiding
Slide 16 - Quiz
Een stof met een hoge geleidbaarheid is een
A
Isolator
B
Geleider
Slide 17 - Quiz
Bij geleiding is geen tussenstof nodig
A
juist
B
onjuist
Slide 18 - Quiz
Warmteverlies door geleiding ga je tegen
A
Door het vasthouden van de warme lucht
B
Met isolatoren
C
Door de warmte terug te kaatsen.
Slide 19 - Quiz
..?.. geleiden warmte goed.
A
Wollen truien
B
Metalen
C
Kunststof leidingen
Slide 20 - Quiz
Wat meet ik met deze warmtecamera eigenlijk?
A
UV - straling
B
De warmte van de lucht rond de dieren
C
Moleculen
D
IR - straling
Slide 21 - Quiz
Warmte transport gaat van:
A
Een warme naar een koude temperatuur.
B
Van een koude naar een warme temperatuur.
C
Beide kanten op.
Slide 22 - Quiz
Welk soort warmte transport zie je in de afbeelding?
A
Geleiding
B
Stroming
C
Straling
Slide 23 - Quiz
Piepschuim bestaat uit kunststof waarin een enorm aantal gasbelletjes zit. Het materiaal werkt schokabsorberend, heeft een kleine dichtheid en is een erg slechte warmtegeleider. Welke eigenschap van piepschuim is het belangrijkst als je het gebruikt als isolatiemateriaal in een koelbox?
A
schokabsorberend
B
kleine dichtheid
C
slechte warmtegeleider
Slide 24 - Quiz
Waarvoor gebruik je isolatie?
A
Het blijft langer koud
B
Voor de sier
C
Het is steviger
D
Het blijft langer warm
Slide 25 - Quiz
Laatste vraag Wat gebruiken we voor warmte in huis te houden?
A
Isolatie
B
Bekleding
C
Warmte
D
Verbranding
Slide 26 - Quiz
Wet behoud van energie
Energie vrijkomt bij een reactie moet afgevoerd worden
Slide 27 - Slide
Wet behoud van energie
Energie die nodig is voor een reactie moet geleverd worden
Slide 28 - Slide
Activeringsenergie
Ontbrandingstemperatuur,
Stollingstemperatuur van eiwit,
Slide 29 - Slide
Energieomzettingen in reacties
Elektrische energie --> kristal structuur (vergulden); Chemische energie
Chemische energie --> verbranden; thermische energie
Thermische energie --> smelten; Chemische energie
Slide 30 - Slide
Reactie warmte
Te weinig energie -->
endotherm (zelfdovend)
Teveel energie -->
exotherm (run-away)
Slide 31 - Slide
Bij het bakken van een steak komt de energie daarvoor uit:
A
De lucht
B
Het vlees
C
Het gasfornuis
D
De aliens!!!
Slide 32 - Quiz
Bij het bakken van een steak is de energieomzetting in de steak:
A
Thermisch-->Chemisch
B
Chemisch-->Thermisch
C
Elektrisch-->Chemisch
D
Aliens-->Thermisch
Slide 33 - Quiz
Endotherm of Exotherm? Verbranden van hout
A
Endotherm
B
Exotherm
Slide 34 - Quiz
Endotherm of Exotherm? Maken van staal uit ijzer.
A
Endotherm
B
Exotherm
Slide 35 - Quiz
Endotherm of Exotherm? Oplossen van magnesium in zuur.
A
Endotherm
B
Exotherm
Slide 36 - Quiz
Endotherm of Exotherm? Smelten van ijs.
A
Endotherm
B
Exotherm
Slide 37 - Quiz
Endotherm of Exotherm? Verdampen van gas.
A
Endotherm
B
Exotherm
Slide 38 - Quiz
Endotherm of Exotherm? Verbranden van gas.
A
Endotherm
B
Exotherm
Slide 39 - Quiz
Welke stof heeft de hoogste activeringsenergie (smeltpunt)
Aluminium
660ºC
Calcium
839ºC
Chroom
1860ºC
Goud
1064ºC
A
Aluminium
B
Calcium
C
Chroom
D
Goud
Slide 40 - Quiz
Welke stof heeft de laagste activeringsenergie (smeltpunt)