Burgerschap 3 - Geldzaken H1

• Burgerschapsonderwijs
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 3

BURGERSCHAP

GELDZAKEN

1. JE INKOMEN

Heb jij inkomsten? Welke?

INKOMSTEN

Bladzijde 2

Maak opdracht 1 t/m 4

bladzijde 2 en 3

BRUTO- EN NETTOLOON

Bladzijde 4

BRUTO- EN NETTOLOON

Bladzijde 4

Welk loon krijg je op je bankrekening?

1. Brutoloon
2. Nettoloon

Welk loon is hoger?

1. Brutoloon
2. nettoloon

Kan hij de schoenen nu kopen?

Maak opdracht 5 t/m 9

bladzijde 4 t/m 6

LOONHEFFING EN SOCIALE PREMIES

Bladzijde 6 en 7

Karims brutoloon is 210,60 euro.
De loonheffing is 58,50 euro.
Wat is zijn nettoloon?

1. € 58,50
2. € 152,10
3. € 210,60
4. € 269,10

Het brutoloon is 315,80 euro. De loonheffing is 75,40 euro. Wat is het nettoloon?

Arbeidsongeschikt

Maak opdracht 10 t/m 13

bladzijde 7 en 8

PENSIOENPREMIE

Bladzijde 9

Wat is pensioen?

Maak opdracht 14 en 15

bladzijde 9 en 10

NETTO-INHOUDINGEN EN NETTOVERGOEDINGEN

Bladzijde 11

Een inhouding krijg je.

1. Juist
2. Onjuist

Een vergoeding krijg je.

1. Juist
2. Onjuist

Maak opdracht 16 t/m 18

bladzijde 12

WW-UITKERING ALS INKOMEN

Bladzijde 13

0

Maak opdracht 19 en 20

bladzijde 13

WIA EN WAJONG

Bladzijde 14

00:15

Wie kan een Wajonguitkering krijgen?

00:20

Waar vraag je een Wajonguitkering aan?

00:32

Wat doet een arbeidskundige?

Maak opdracht 21 t/m 25

bladzijde 14 t/m 18

Welke soorten inkomen ken jij?

Leg het woord uit

Maak opdracht 26

bladzijde 18