H5 De peuter MWWE

Hoofdstuk 5: De peuter
1 / 57
next
Slide 1: Slide
Psychologie/sociologieSecundair onderwijs

This lesson contains 57 slides, with text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 180 min

Items in this lesson

Hoofdstuk 5: De peuter

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Inleiding p. 72
  • Welk verhaal gaat schuil achter deze foto?
  • Wat voelt en denkt deze jongen?
  • Maar vooral, wat zou er in de seconden voor deze foto werd genomen, gebeurd kunnen zijn?
  • Vertel jij zijn verhaal?

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Inleiding 
  • Welke fase is typisch voor peuters?

  • Waarom denk je dat dit 'peuter-puberteit' genoemd wordt? Maw wat is de gelijkenis met de puberteit/tieners?

Slide 3 - Slide

het verwerven van een eigen wil/identiteit
het groeien naar zelfstandigheid
1. Fysieke ontwikkeling p. 73

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Groei vlakt af na 1 jaar.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Gewichtscurve:  1 jaar is ongeveer 10 kg; gewicht neemt toe met 2 kg per jaar.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

1.1 Groeiende zelfredzaamheid p. 73
  • Groei in lengte en gewicht vertraagt bij peuters; ze groeien nog flink, maar niet zo snel als baby's.

  • Vanaf het tweede levensjaar vermindert de groeisnelheid. Dit zie je ook in de groeicurven (vorige slides): na de intense groei tijdens het eerste levensjaar is er een geleidelijke 'afvlakking' van lengte en gewicht:
    - 1 jaar: 75 cm
    - 2 jaar: +/- 86 cm (meisje) of 87 cm (jongen)
    - ongeveer 3 jaar: gemiddeld bijna 1m groot.

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

1.1 Groeiende zelfredzaamheid p. 73
  • Andere factoren:
    - 'afslanking': verliezen babyvet 
    - ledematen veranderen zo dat ze al meer op een volwassene lijken (hoofd kleiner/armen-benen langer)
    - relatief minder voedselinname vergeleken met de jongere leeftijdsgroep
    - meer activiteit en beweging
    - baby rond 6 maanden: eerste tandjes -> peutertijd: melkgebit ontwikkelt verder (tot ongeveer 33 maanden)

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

1.1 Groeiende zelfredzaamheid 
Oefening 1 p. 73: groepswerk:
  • je krijgt een motoriek (grove/fijne) toegewezen in je groepje
  • kom in de LessonUp
  • kijk naar de filmpjes (zie volgende slides) en los vraag 1 OF 2 eerst op (naargelang jouw soort motoriek)
  • probeer samen ook al een antwoord op vraag 3 en 4 te formuleren
  • los de vragen IN POTLOOD op
  • je krijgt maximum 15 minuten

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

1.1 Groeiende zelfredzaamheid 






Groep 1+3: grove motoriek
Groep 2+4: fijne motoriek

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

1.1 Groeiende zelfredzaamheid 
Oefening 1 p. 73: groepswerk:
GROVE MOTORIEK:
Ga naar de site via de link op de volgende slide.

Scroll naar beneden tot de volgende filmpjes
  • Grove motoriek 12-24 maanden
  •  Grove motoriek vanaf 18 maanden
  • Grove motoriek vanaf 30 maanden

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Slide 12 - Link

This item has no instructions

1.1 Groeiende zelfredzaamheid 
Oefening 1 p. 73: groepswerk:
FIJNE MOTORIEK:
Ga naar de site via de link op de volgende slide.

Scroll naar beneden tot de volgende filmpjes
  • Fijne motoriek 12-18 maanden
  •  Fijne motoriek vanaf 18 maanden
  • Fijne motoriek 12-30 maanden

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Slide 14 - Link

This item has no instructions

Slide 15 - Video

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Slide 17 - Video

This item has no instructions

Oef. 1 p. 73
Wat zijn nieuwe mogelijkheden op vlak van fijne motoriek?
  • met een lepel eten
  • blokken stapelen
  • werpen
  • stukken in een puzzelplank passen
  • bladzijden van een boekje omslaan
  • met een potlood krabbelen
  • ...

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Oef. 1 p. 73
Wat zijn nieuwe mogelijkheden op vlak van grove motoriek?
  • lopen
  • op de trap kruipen
  • met een loopfiets rijden
  • rennen
  • tegen een bal schoppen
  • over hindernissen klimmen
  • achteruitlopen
  • op de tenen lopen
  • voorwerpen dragen
  • trekken en duwen
  • ...

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Oef. 1 p. 73
Welke invloed heeft leren stappen op de cognitieve ontwikkeling?
  • kind kan op verkenning aan
  • kind kan voorwerpen/ruimtes vanuit verschillende hoeken bekijken
  • wereld wordt een stuk groter en overzichtelijker: het kind leert zich nu te oriënteren in de ruimte

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Oef. 1 p. 73
Welke invloed heeft leren stappen op de socio-emotionele ontwikkeling?
  • kind voelt zich zelfstandiger
  • de relatie met de ouders wordt anders nu het zelf van zijn ouders kan weggaan of er naartoe gaan


  • CONCLUSIE na OEF. 1: het kind leert nieuwe vaardigheden en doet meer en meer zelf --> zelfredzaamheid verhoogt!

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

1.1 Groeiende zelfredzaamheid 
Kenmerkend voor motorische gedragsveranderingen peuter/kleuter = fundamentele bewegingsactiviteiten: springen, rennen, hinken, klimmen, vangen...

Fundamenteel wil zeggen dat ze belangrijk zijn in een menselijk leven!
MAAR:
- moeilijk om tijdstip van ontstaan van deze vaardigheden aan een leeftijd te koppelen
- moeilijk om volgorde te vinden in deze bewegingen

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

1.1 Groeiende zelfredzaamheid 
Peuter bouwt aan noodzakelijke zelfredzaamheid zodra hij  naar de 1ste kleuterklas zal gaan:
- zelfstandig eten/drinken
- zelfstandig aan- en uitkleden
- zindelijk is en zelf naar het potje/wc kan
- zelf handjes kan wassen

Peuters hebben nog nood aan een middagdutje (vooral voor de jongsten is dit belangrijk).

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

1.2 Zindelijkheid p. 74-75
Groepswerk:
  • kom in de LessonUp
  • bekijk het filmpje (volgende slide)
  • bekijk het Plaspoort (slide na filmpje)
  • los de vragen op IN POTLOOD
  • je krijgt hier maximum 15 min voor

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

1.2 Zindelijkheid p. 74-75

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Slide 26 - Link

This item has no instructions

Slide 27 - Link

This item has no instructions

1.2 Zindelijkheid p. 74-75
Ter  info:
- 40% van 3-jarigen 's nachts nog niet volledig zindelijk
- op 5 jaar nog 10 à 15% regelmatig bedplassen
- zindelijkheid kan je best stimuleren, niet forceren

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

1. Cognitieve ontwikkeling p. 75
Rond 2 jaar -> overgang van sensomotorische naar preoperationele fase.

In de peutertijd -> nadruk op de taalontwikkeling!

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

1. Cognitieve ontwikkeling p. 75

Preoperationele fase: (2 tot 6-7 jaar):
  • het kind leeft in fantasiewereld 
  • fantasie
  • magisch denken
  • leren door te spelen 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

2.1 Taalontwikkeling p. 75-76
Duowerk:
  • Doe je boeken dicht!
  • Ga naar Google Classroom en bekijk de flowchart.
  • Zoek de verschillende fasen in de taalontwikkeling van de peuter (vanaf 12 maanden).
  • Schrijf dit schematisch op zodat je het kan navertellen.
  • Je krijgt hier 10 min. voor.

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

2.1 Taalontwikkeling p. 75-76
Fasen taalontwikkeling peuter:
  1. 1 - 1,5 jaar: eerste woordjes
  2. 1,5 - 2 jaar: uitbreiden woordenschat
  3. 2 - 2,5 jaar: meerwoordenzinnen

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

2.1 Taalontwikkeling p. 75-76
1 - 1,5 jaar: eerste woordjes:
  • combinatie van klanken
  • herhaalde lettergrepen
  • gebruikt 1 woord, maar bedoelt een hele zin = eenwoordzin (betekenis afleiden van situatie/intonatie)

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

2.1 Taalontwikkeling p. 75-76
1,5 - 2 jaar: uitbreiden woordenschat:
  • uitbreiding naar enkele honderden woorden
  • wat-vragen (+ wijzen/ 'en dat?')
  • vervormde uitspraak
  • groei zelfbewustzijn ('ik'/'mijn'/'niet'/'nog' -> wil)

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

2.1 Taalontwikkeling p. 75-76
2 - 2,5 jaar: meerwoordenzinnen:
  • zinnen van drie of meer woorden (grammaticaal onjuist)
  • als ouder niet constant verbeteren maar juiste woorden gebruiken in antwoord

Slide 35 - Slide

This item has no instructions

2.1 Taalontwikkeling p. 75-76
Peuter:
- bedmonologen:  
  • diepste wensen, fantasie, angst uiten
  • zingend brabbelen
  • kind speelt echt met taal en oefent zo

- egocentrisch taalgebruik: 
  • tegen zichzelf praten tijdens spelen -> nadenken over problemen + problemen oplossen

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

2.1 Taalontwikkeling p. 75-76
Peuter:
- aanwezigheid zelfbesef (weten dat je een individu bent) + zelfkennis (weten wie je bent) -> kennis en gebruik van eigen voornaam

- door groeiend zelfbewustzijn dus meer gebruik van 'ik' en 'mijn' ipv eigen naam (vanaf 2 jaar)

- geen probleem met 2 talen tegelijkertijd leren (wel consequent zijn!)

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

2.1 Taalontwikkeling p. 75-76
Taalontwikkeling peuter stimuleren:
  • spelenderwijs
  • boekjes voorlezen
  • verhaaltjes vertellen
  • liedjes zingen
  • voorwerpen benoemen
  • gesprekjes voeren
  • in de alledaagse omgang met elkaar

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

2.2 Voorlezen voor peuters p. 76
Duowerk:
  • je zet je per 2 (3) en krijgt een aantal voorleesboekjes
  • bestudeer de boekjes goed en formuleer een antwoord op de vragen p. 76-77
  • werk IN POTLOOD
  • je krijgt 10 min.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Waarover gaan de verhaaltjes? Hoofdpersonages? Wat maken ze mee?
  • Peuterverhaaltjes gaan over het dagelijkse leven van de peuter.
  • Het gaat om herkenbare situaties en voorwerpen (speelgoed, dieren, slapengaan, naar de speeltuin/winkel...).
  • Er is weinig fantasie of avontuur.
  • De hoofdpersonages zijn peuters (ook al zijn ze soms in de vorm van een dier).

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Omschrijf de tekenstijl van de boekjes.
  • duidelijke lijnen
  • eenvoudige figuren
  • weinig details
  • heldere kleuren
  • weinig kleurnuances
  • beperkt aantal figuren of voorwerpen per pagina

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Voordelen voorlezen tov filmpjes kijken?
  • Lichamelijke ontwikkeling: de peuter kan zijn fijne motoriek oefenen door de blaadjes om te draaien.
  • Socio-emotionele ontwikkeling: voorlezen biedt de kans tot een gezellig contact tussen volwassene en kind (op de schoot). Heel wat boekjes behandelen emotioneel geladen thema's (vb. angst/woede/jaloezie).
  • Cognitieve ontwikkeling: je kunt je aanpassen aan het niveau van het kind. Je kunt inspelen op zijn reacties. Zo leer je het kind woordenschat en kennis over de wereld aan.

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Als je zo'n boekje zou voorlezen aan een peuter, hoe zou je dat aanpakken? Zie tekst p. 77!
  • Zorg voor interactie vragen stellen, het kind dingen laten aanduiden.
  • Je hoeft je niet letterlijk aan de tekst te houden. 'Vertellen' klinkt vlotter dan 'voorlezen'.
  • Laat het kind het tempo bepalen en de blaadjes omslaan.
  • Verwijs ook naar de werkelijkheid: vergelijk met de omgeving van het kind. 

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

3. Socio-emotionele ontwikkeling p. 78
Peutertijd -> groei van zelfbewustzijn (zie filmpje volgende slide)

Slide 44 - Slide

In deze leeftijd voelen de kinderen zich al heel wat. En zal je ontdekken, dat ze veel ‘zelluf’ willen doen. Zelf met hun vork eten, zelf het speelgoed uit de mand halen of de bladzijde van het boek omslaan. Hun drang naar zelfstandigheid neemt toe. Het praten ontwikkelt zich steeds meer tot herkenbare geluiden.
Ook al willen de kinderen zelfstandig worden, ze willen je ook graag helpen. Welk kind heeft er niet met een sopdoek gelopen als moeder aan het poetsen was?
Een dreumes wil niet delen. “Mij” is een veelgehoorde term. Ook al wanneer ze 5 minuten geleden met dat speeltje speelden. Dan nog mag niemand anders eraan zitten. Het niet willen delen, laten ze ook nog in de peuterfase zien.
Samen spelen
Van echt samen spelen is nog geen sprake op deze leeftijd. Kinderen spelen naast elkaar. Dus als ze met een treinbaan spelen, dan zullen ze nog niet het contact leggen om echt samen te spelen.
Een peuter voelt zich vertrouwd in zijn omgeving en gaat nu op zoek naar grenzen. Hij zoekt een weg naar zelfstandigheid. En dit zal samen gaan met: “Nee.” Iedereen kent het gezegde wel: “Twee is nee.”
En dat moment is nu aangebroken. Doordat er door zijn ouders grenzen worden aangegeven, neemt ook het zelfvertrouwen toe. Hij weet wat er van hem verwacht wordt en dat brengt hem veiligheid. Als ouder ben je een rolmodel voor je kind. Peuters kopiëren soms letterlijk het gedrag van de mensen om hen heen. En ze zien jou als ouder het vaakst.
Fantasie
En dat je een rolmodel bent, blijkt wel door het feit dat ze graag ‘vadertje en moedertje’ spelen. Elke kleuter speelt graag in het keukentje. Lekker koken, afwassen en iets bakken in de oven.
Denk ook maar eens aan dat lieve snoetje als hij nog langer televisie wil kijken. Ook kunnen peuters hun gevoelens nog niet onderscheiden, dit leidt vaak tot boosheid, terwijl ze eigenlijk verdrietig zijn.
Wanneer er iemand anders ook met het keukentje wil spelen, dan wordt dit soms wel of niet toegestaan. Er is nog geen sprake van samenspel, maar wel van een gedoogbeleid ?.
Gevoelens
Wanneer de peuter vindt dat de ander niet mag meespelen, heeft hij geen idee wat het andere kindje hiervan vindt. Een peuter kan zich nog niet zo goed inleven in de gevoelens van een ander
. Benoem als ouder je gevoelens. Als je bijvoorbeeld huilt, omdat je je pijn hebt gedaan. “Ik heb pijn in mijn been, daarom ben ik verdrietig.” Ditzelfde geldt voor de gevoelens van een ander. Blijf benoemen dat het andere kindje blij wordt als ze samen met hem mag spelen.
Koppig
De peutertijd staat ook in het teken van: Een kindje dat op de grond in de supermarkt ligt te krijsen, omdat hij een snoepje wilt. Maar dit niet mag van zijn moeder. Peuters vanaf een jaar of 3 krijgen in de gaten dat hun acties gevolgen kunnen hebben.

Slide 45 - Video

This item has no instructions

Slide 46 - Video

This item has no instructions

3. Socio-emotionele ontwikkeling p. 78
Lees de 2 teksten over de koppigheidsfase en beantwoord de vragen p. 78-79 (IN POTLOOD).

Slide 47 - Slide

In deze leeftijd voelen de kinderen zich al heel wat. En zal je ontdekken, dat ze veel ‘zelluf’ willen doen. Zelf met hun vork eten, zelf het speelgoed uit de mand halen of de bladzijde van het boek omslaan. Hun drang naar zelfstandigheid neemt toe. Het praten ontwikkelt zich steeds meer tot herkenbare geluiden.
Ook al willen de kinderen zelfstandig worden, ze willen je ook graag helpen. Welk kind heeft er niet met een sopdoek gelopen als moeder aan het poetsen was?
Een dreumes wil niet delen. “Mij” is een veelgehoorde term. Ook al wanneer ze 5 minuten geleden met dat speeltje speelden. Dan nog mag niemand anders eraan zitten. Het niet willen delen, laten ze ook nog in de peuterfase zien.
Samen spelen
Van echt samen spelen is nog geen sprake op deze leeftijd. Kinderen spelen naast elkaar. Dus als ze met een treinbaan spelen, dan zullen ze nog niet het contact leggen om echt samen te spelen.
Een peuter voelt zich vertrouwd in zijn omgeving en gaat nu op zoek naar grenzen. Hij zoekt een weg naar zelfstandigheid. En dit zal samen gaan met: “Nee.” Iedereen kent het gezegde wel: “Twee is nee.”
En dat moment is nu aangebroken. Doordat er door zijn ouders grenzen worden aangegeven, neemt ook het zelfvertrouwen toe. Hij weet wat er van hem verwacht wordt en dat brengt hem veiligheid. Als ouder ben je een rolmodel voor je kind. Peuters kopiëren soms letterlijk het gedrag van de mensen om hen heen. En ze zien jou als ouder het vaakst.
Fantasie
En dat je een rolmodel bent, blijkt wel door het feit dat ze graag ‘vadertje en moedertje’ spelen. Elke kleuter speelt graag in het keukentje. Lekker koken, afwassen en iets bakken in de oven.
Denk ook maar eens aan dat lieve snoetje als hij nog langer televisie wil kijken. Ook kunnen peuters hun gevoelens nog niet onderscheiden, dit leidt vaak tot boosheid, terwijl ze eigenlijk verdrietig zijn.
Wanneer er iemand anders ook met het keukentje wil spelen, dan wordt dit soms wel of niet toegestaan. Er is nog geen sprake van samenspel, maar wel van een gedoogbeleid ?.
Gevoelens
Wanneer de peuter vindt dat de ander niet mag meespelen, heeft hij geen idee wat het andere kindje hiervan vindt. Een peuter kan zich nog niet zo goed inleven in de gevoelens van een ander
. Benoem als ouder je gevoelens. Als je bijvoorbeeld huilt, omdat je je pijn hebt gedaan. “Ik heb pijn in mijn been, daarom ben ik verdrietig.” Ditzelfde geldt voor de gevoelens van een ander. Blijf benoemen dat het andere kindje blij wordt als ze samen met hem mag spelen.
Koppig
De peutertijd staat ook in het teken van: Een kindje dat op de grond in de supermarkt ligt te krijsen, omdat hij een snoepje wilt. Maar dit niet mag van zijn moeder. Peuters vanaf een jaar of 3 krijgen in de gaten dat hun acties gevolgen kunnen hebben.
Welk gedrag vertoont een peuter tijdens de koppigheidsfase?
  • Het kind zegt vaak 'neen'.
  • Sommige peuters hebben driftbuien.
  • Typisch gedrag is brullen, huilen, zich op de grond laten vallen, het hoofd tegen de muur stoten, slaan, schoppen, blauw aanlopen tijdens het gillen en verstijven. 

Slide 48 - Slide

This item has no instructions

Waarom gedraagt een peuter zich vaak zo koppig?
Het kind leert het verschil tussen de eigen wil en de wil van de ouders. Het is trots op wat het kan en wil veel zelf doen. Het tast de grenzen af tussen wat mag en wat niet. Bij de ouders durft het verder te gaan omdat het weet dat zij van hem houden, dat zij een veilige plek bieden. Het raakt gefrustreerd als zijn wil botst met de wil van de ouders of als er iets niet lukt. Het kind kan zijn gevoelens nog niet onder woorden brengen; daarom uit het ze via driftbuien en koppigheid.

Slide 49 - Slide

This item has no instructions

Waarom is dat een positieve evolutie?
Het kind leert zichzelf kennen. Het leert wat het wil en niet wil. Het leert om zelf dingen te doen. Dat alles is noodzakelijk om zelfstandig te worden.

Slide 50 - Slide

This item has no instructions

Hoe reageer je het best op koppig gedrag van een peuter?
  • Geef het kind ruimte om te experimenteren en dingen zelf te doen. Laat het waar mogelijk zelf kiezen.
  • Geef het kind aandacht op positieve momenten, niet alleen als het vervelend doet.
  • Negeer het kind als het lastig doet om aandacht te krijgen. Zo vermijd je een machtsstrijd. Eventueel kun je proberen het af te leiden.
  • Stel duidelijke grenzen en houd je daar consequent aan. Dat geeft het kind veiligheid en duidelijkheid.
  • Straf eventueel door het kind even apart te zetten. Leg kort uit waarom je het straft.
  • Bij een driftbui laat je het kind uitrazen. Let wel op de veiligheid. maar geef in elk geval niet toe!

Slide 51 - Slide

This item has no instructions

Theorie van Erikson: zelfstandigheid versus twijfel en schaamte
zelfstandigheid                                                                           twijfel en schaamte

Kind moet leren zelf keuzes te maken en dingen te leren doen:

Succesvolle uitkomst
: als ouders kind zelf dingen laten doen + veilige grenzen -> kind voelt zich zelfstandig
Onsuccesvolle uitkomst: als ouders boos worden of kind te weinig zelf laten proberen -> twijfel en schaamte (niet zelfstandig)

Slide 52 - Slide

This item has no instructions

Socio-emotionele ontwikkeling: extra info
  • transitionele objecten: kind hecht zich aan knuffel of dekentje -> werkt als vervanging voor mama/papa in stressvolle situaties (zacht, knuffelen, geuren van thuis) -> brug tussen de totale afhankelijkheid van de peuter aan de verzorger en het ontwikkelen van eigen individualiteit 
  • nog niet samen spelen; kinderen spelen 'naast' elkaar
  • kind zoekt weg naar zelfstandigheid; het voelt zich immers veilig in de omgeving en gaat nu op zoek naar grenzen

Slide 53 - Slide

This item has no instructions

Socio-emotionele ontwikkeling: extra info
  • peuterperiode = 'nee-periode' of koppigheidsfase (driftbuien/gillen) -> ouders moeten consequent zijn en duidelijke grenzen stellen -> vanaf 3 jaar krijgen peuters door dat hun acties gevolgen kunnen hebben
  • doordat er grenzen zijn, voelt het kind zich veilig en neemt zelfvertrouwen toe -> ouders zijn rolmodel voor kind
  • schaamte als iets fout gedaan is of trots als iets goed gedaan is -> daarom ook gevoelens van jaloezie/afgunst tov andere kindjes
  • peuters kunnen hun gevoelens nog niet onderscheiden; dit leidt vaak tot boosheid terwijl ze eigenlijk verdrietig zijn

Slide 54 - Slide

This item has no instructions

Slide 55 - Slide

This item has no instructions

Slide 56 - Slide

This item has no instructions

Controletoets afspreken
Controletoets Hoofdstuk 5: donderdag 30 november

Slide 57 - Slide

This item has no instructions