EHBO Tussentijdse Toets

Waar staat EHBO voor?
A
Eerst Hulp Bij Ongelukken
B
Eerst Held bij ongevallen
C
Eerst Hulp Bij Ongevallen
D
Eerst Hulp Bij ongelukken en ongevallen
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
EHBOMBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Waar staat EHBO voor?
A
Eerst Hulp Bij Ongelukken
B
Eerst Held bij ongevallen
C
Eerst Hulp Bij Ongevallen
D
Eerst Hulp Bij ongelukken en ongevallen

Slide 1 - Quiz

Alleen met een EHBO-certificaat mag je eerste hulp bij grote letsels verlenen.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 2 - Quiz

Wie verleent EHBO?
A
Iedereen
B
De dokters in het ziekenhuis
C
Politie, brandweer en ambulance
D
Alleen mensen met een EHBO-diploma

Slide 3 - Quiz


Wat is het belangrijkste bij EHBO?
A
Geduld
B
Zorg voor veiligheid
C
Samenwerking
D
Hygiëne

Slide 4 - Quiz

Wat is de 1e basisregel bij EHBO?
A
Ga na wat er is gebeurd en wat het slachtoffer mankeert
B
Zorg voor professionele hulp
C
Let op gevaar
D
Stel het slachtoffer gerust

Slide 5 - Quiz

Wat is nr 2 bij het stappenplan van EHBO?
A
Let op gevaar
B
Ga na wat er gebeurd is
C
Schakel 112 hulp in
D
Stel het slachtoffer gerust

Slide 6 - Quiz

Welke tempo houdt je aan bij borstcompressie?
A
60 - 80
B
80 - 100
C
100 - 120
D
120 - 140

Slide 7 - Quiz

Iemand reageert niet op aanspreken en schudden: wat doe je? Wat is de juiste volgorde?
A
Bel 112 en laat een AED halen, draai het slachtoffer op de rug, beoordeel de ademhaling .
B
Draai het slachtoffer op de rug, beoordeel de ademhaling en laat de AED halen.
C
Beoordeel de ademhaling, draai het slachtoffer op de rug en haal zelf de AED.
D
Je geeft het slachtoffer een platte hand en daarna check je of het slachtoffer nog ademt.

Slide 8 - Quiz

Eerste hulp bij baby’s en kinderen is altijd hetzelfde als eerste hulp bij volwassenen.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 9 - Quiz

Als je geen mobiele telefoon bij je hebt, verleen je in een ernstige situatie eerste hulp tot het slachtoffer weer in orde is.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 10 - Quiz

Wat doe je als het slachtoffer ineens zijn bewustzijn verliest?
A
De ademhaling controleren
B
Slachtoffer in stabiele zijligging leggen
C
Overgaan tot reanimeren
D
Aanspreken en aanschudden.

Slide 11 - Quiz

Een lichaamsdeel of orgaan loopt altijd schade op als het geen bloed, en dus geen zuurstof krijgt.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 12 - Quiz

Stelling: als het slachtoffer nog kan hinkelen, loop je met het slachtoffer mee aan de kant van het letsel
A
Juist
B
Onjuist
C
Mag aan beide kanten

Slide 13 - Quiz

Hoe begin je met het controleren van de ademhaling?
A
Je kijkt , luistert en voelt
B
Je start eerst met de kinlift
C
Dat laat je door de professionele hulpdienst doen
D
Je controleert of hij/zij bleek en grauw is

Slide 14 - Quiz

Waarom draai je iemand van de buik op de rug?
A
Het slachtoffer kan op de rug beter braken dan op de buik.
B
Dan kun je goed de ademhaling controleren
C
Het slachtoffer ademt dan makkelijker
D
Je kunt dan beter zien of hij/zij bij bewustzijn is

Slide 15 - Quiz

Bij een niet-effectieve beademing ga je door met beademen tot het wel effectief wordt.
A
JUIST
B
ONJUIST

Slide 16 - Quiz

Bij reanimatie van baby's start je met:
A
15 borstcompressies
B
2 beademingen
C
5 beademingen

Slide 17 - Quiz

Als je hulp nodig hebt van omstanders, wat kun je al beste doen?
A
Je vraagt geen hulp, want niemand wilt je toch helpen
B
Je wijst iemand aan om te komen helpen
C
Je wacht op de ambulance
D
Je vraagt wie van de omstanders je wilt helpen

Slide 18 - Quiz

Wat doe je als het niet veilig is voor jezelf om hulp te verlenen?
A
Je gaat toch helpen, ook al wordt je zelf slachtoffer
B
Je gaat naar huis
C
Je vraagt een omstander om te helpen
D
Je belt 112 en houdt verder afstand

Slide 19 - Quiz

Wat heb je nog onthouden van de cursus van LIVIS?

Slide 20 - Open question