DELF écrire - leçon 2

DELF écrire, leçon 2
Bonjour tout le monde! 
Je hebt schrijfvaardigheid vorige keer ontdekt met opdr 3.
In deze les nemen wij kort de meest voorkomende fouten door en daarna moet je met een groepje aan de slag. 
1 / 10
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

DELF écrire, leçon 2
Bonjour tout le monde! 
Je hebt schrijfvaardigheid vorige keer ontdekt met opdr 3.
In deze les nemen wij kort de meest voorkomende fouten door en daarna moet je met een groepje aan de slag. 

Slide 1 - Slide

De instructies en tips
1. Lees de instructies meerdere keren om niks te vergeten. => Voordat je begint met schrijven, noteer al jouw ideeën op een apart blaadje.  Zet een streepje door de instructie als deze afgerond is. 
2  Tegen wie praat je (vriend(in) of docent/volwassen)? => Gebruik "tu" als je de persoon goed kent / "vous" tegen een volwassen.
3. Denk aan aanhef en afsluiting.
4. Aantal woorden (minimaal 60 woorden): Schrijf liever eenvoudige zinnen met woorden die je goed beheerst.
5. Controleer de grammatica: bijvoeglijk nw / juiste tijd of uitgang gebruikt. => gebruik jouw tekstboek!

Slide 2 - Slide

Hoe ziet de toets eruit?
Bij DELF écrire zijn er 2 opdrachten. Je schrijft twee brieven/e-mails maar wij verschillende dingen vragen van je.
In opdracht 1: moet je een korte persoonlijke gebeurtenis uit het verleden beschrijven (gebruik dan de imparfait en de passé composé) OF een gewoonte beschrijven (gebruik dan de présent).  Hier moet je dingen zelf verzinnen (bijv. activiteiten die je hebt gedaan).

In opdracht 2: krijg je altijd eerst een bericht of een uitnodiging. Hier is het de bedoeling dat je de uitnodiging accepteert of weigert (staat vermeld in de instructies), dat je zegt waarom het niet kan en dan een andere optie voorstelt. Na een gewone bericht kun je verwachten dat je vragen moet stellen aan de andere persoon over wat stond in zijn/haar tekst. 

Slide 3 - Slide

Regarde les instructions de l'exercice 6 p. 98.

Qu'est-ce que tu dois faire?
A
De "vous" vorm gebruiken.
B
De "tu" vorm gebruiken.
C
De tegenwoordige tijd gebruiken
D
De verleden tijd gebruiken.

Slide 4 - Quiz

Voor deze opdracht, wat hoef jij NIET te noemen over deze activiteiten?
A
waar je deze doet?
B
met wie?
C
hoe vaak ?
D
waarom?

Slide 5 - Quiz

Je mag hier zelf de activiteiten bepalen die je wil noemen. Geef aan 2 activiteiten die je graag doet in je vrije tijd.

Slide 6 - Mind map

Au travail maintenant! 
Par groupes de 3 élèves, vous écrivez le texte de l'ex 6 p.98:
Élève 1 : cherche les mots dans le dictionnaire et/ou dans le livre de textes p.147 - 155 + p.174-188.
Élève 2: cherche et contrôle la grammaire (juiste uitgang, vorm van bijvoeglijk nw. enz) dans le livre de textes p.118-146.
Élève 3: écrit le texte final et contrôle les instructions.
 Vous rendez votre texte à la fin du cours (4 PP)

Slide 7 - Slide

Eerder klaar? Déjà fini?
Entraîne-toi avec la compréhension écrite (leesvaardigheid) dans ton cahier DELF:
  • Fais les ex 8 p. 50 + ex 16 p.56-57 + ex 29 p.68 
  • Utilise un dictionnaire FN pour les mots difficiles.

wat niet af is, wordt huiswerk voor vrijdag 18/03

Slide 8 - Slide

Kijk naar opdr. 29 p.108 in jouw bundel. Wat moet je doen?
A
Een uitnodiging weigeren.
B
De "vous" vorm gebruiken
C
Zeggen wat je gaat meenemen om te eten.
D
Heer bedanken voor haar uitnodiging.

Slide 9 - Quiz

Wat moet je doen volgens de instructies van opdr 39 p. 113?
A
jouw dramalessen bechrijven
B
schrijven over je hobby's na schooltijd.
C
vragen stellen over de hooby van Éva
D
haar uitnodiging accepteren.

Slide 10 - Quiz