Mein___ Oma hat uns_______Schwester ein_____ Trainingsanzug geschenkt.
Voorzetsel aanwezig? NEE, dus ontleden
gezegde = hat geschenkt
onderwerp/1. Fall/Nominativ = meine Oma (mein = bezittelijk dus EIN-Gruppe, onderwerp vrouwelijk)
lijdend vw/4. Fall/Akkusativ = einen Trainingsanzug (wie/wat + gezegde + onderwerp)
meew. vw / 3. Fall / Dativ = unsere Schwester (unser = bezittelijk dus EIN-Gruppe, Schwester is vrouwelijk, dus 3de naamval vrouwelijk in EIN-Gruppe, meew vw aan/voor wie )