This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Ambiguïteit
Slide 1 - Slide
Wat is ambiguïteit?
A
Zinnen die maar 1 betekenis hebben.
B
Zinnen die je op meerdere manieren uit kan leggen.
C
Iemand met 2 persoonlijkheden.
D
Iemand met heel veel persoonlijkheden.
Slide 2 - Quiz
Wat is de oorzaak van ambiguïteit?
A
De zin bevat een homoniem.
B
De zin bevat een woordgroep die meerdere betekenissen heeft.
C
Je kunt de zin op twee manieren ontleden.
D
De zin bevat een synoniem
Slide 3 - Quiz
Slide 4 - Slide
Is er sprake van ambiguïteit? Ook je enkel laten afzetten bij Schiphol gaat straks geld kosten.
A
Ja
B
Nee
Slide 5 - Quiz
Is het verstandig om ambiguïteit te gebruiken in een zakelijke brief en waarom wel/niet?
Slide 6 - Open question
Is de volgende zin een onduidelijke verwijzing? De boerin melkt de koe Gerda en haar dochter.
A
Ja
B
Nee
Slide 7 - Quiz
Is de volgende zin een onduidelijke verwijzing? De krokodil at de voorbijganger en zijn kind op.
A
Ja
B
Nee
Slide 8 - Quiz
'Kees sloeg de docent met een pan op haar hoofd' Hoe ontleed je deze zin? A: De docent met de pan sloeg Kees op haar hoofd. B: Met een pan sloeg Kees de docent op haar hoofd.
A
alleen met antwoord A
B
alleen met antwoord B
C
met antwoord A en B
D
met allebei niet
Slide 9 - Quiz
Mijn zus is gelukkig getrouwd.
Noem twee verschillende betekenissen van deze zin.