Hoofdletters en interpunctie les 2

Doel van de les:

- Je weet wanneer je een komma , moet gebruiken.
- Je weet wanneer je een : dubbele punt moet gebruiken.
- Je weet wanneer je een ; puntkomma moet gebruiken.
- Je weet wanneer je "aanhalingstekens" moet gebruiken.

1 / 23
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Doel van de les:

- Je weet wanneer je een komma , moet gebruiken.
- Je weet wanneer je een : dubbele punt moet gebruiken.
- Je weet wanneer je een ; puntkomma moet gebruiken.
- Je weet wanneer je "aanhalingstekens" moet gebruiken.

Slide 1 - Slide

Hier nog een keer alles de revue laten passeren. Aanvullen met wat nog mist.
Waarom moet je dit leren?

De teksten die je schrijft zijn dan beter te begrijpen.

De teksten die je schrijft zien er netjes en verzorgd uit.

Dat is belangrijk voor school, maar ook later in je werk.



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je nog van les 1?

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een vraagteken?

Slide 5 - Mind map

Zelfde als bij vorige slide.
Wanneer gebruik je een punt?

Slide 6 - Mind map

Zelfde als bij vorige slide.
Wanneer gebruik je een uitroepteken?

Slide 7 - Mind map

Zelfde als bij vorige slide.
Wanneer gebruik je een komma?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Terwijl we praten fietsen we naar school.
A
goed
B
fout

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Beste mevrouw Andra,
A
goed
B
fout

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Mevrouw Jetty heeft geen mooie, blauwe, nieuwe auto.
A
goed
B
fout

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een dubbele punt?

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Welke is goed?
A
Je kunt kiezen uit: oliebollen, pannenkoeken of patat.
B
Je kunt kiezen uit: Oliebollen, Pannenkoeken en Patat.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Welke is goed?
A
Mevrouw Jacomijn zegt, "Vandaag zijn jullie vrij."
B
Mevrouw Jacomijn zegt: "Vandaag zijn jullie vrij."
C
Mevrouw Jacomijn zegt; "vandaag zijn jullie vrij."

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een puntkomma?

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Welke is goed?
A
Ik woon in Dronten; daar ben ik niet geboren.
B
Ik woon in Dronten: daar ben ik niet geboren.

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

puntkomma
?
!
"
;
.
aanhalingstekens
vraagteken
punt
uitroepteken

Slide 18 - Drag question

This item has no instructions

Weet je wanneer je een komma moet gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 19 - Poll

This item has no instructions

Weet je wanneer je een dubbele punt moet gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll

This item has no instructions

Weet je wanneer je aanhalingstekens moet gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll

This item has no instructions

Weet je wanneer je een komma moet gebruiken?
😒🙁😐🙂😃

Slide 22 - Poll

This item has no instructions

Wat vind je van deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

This item has no instructions