This lesson contains 24 slides, with text slides.
Stijgen > ik steeg > wij stegen
Bieden > ik bood > wij boden
Binden > ik bond > wij bonden
Nemen > ik nam > wij namen
Varen > ik voer > wij voeren
Laten > ik liet > wij lieten
Braad ze bruin, die frietjes!
Kwijlend nam ik een hap van mijn Big Mac.
Pratend met volle mond zag ik hem naar me kijken.
Ik heb zin om een Big Mac te nemen.
(IK KAN nemen)
Ik neem een Big Mac PV TT
Ik nam een Big Mac PV VT
Ik heb een Big Mac genomen VD
Kwijlend nam ik een hap OD
Ik heb zin om een Big Mac te nemen INF
Geef me eens een Big Mac! GW
Ik eet mijn zojuist gekochte Big Mac VD BN