Stappenplan 1. Luister naar het woord 2. Zeg het hardop na 3. Denk na, welke categorieën zitten erin? 4. Typ het woord in 5. Controleer het woord --> ga daarna verder, door op het pijltje te klikken
Slide 13 - Slide
Schrijf op:
Slide 14 - Open question
Schrijf op:
Slide 15 - Open question
Schrijf op:
Slide 16 - Open question
Schrijf op:
Slide 17 - Open question
Schrijf op:
Slide 18 - Open question
Schrijf op:
Slide 19 - Open question
Schrijf op:
Slide 20 - Open question
Wat is het werkwoord?
Slide 21 - Open question
Noem een zelfstandig naamwoord
Slide 22 - Open question
Enkelvoud of meervoud?
A
enkelvoud
B
meervoud
Slide 23 - Quiz
Het woord staat in het enkelvoud. Schrijf het nu in het meervoud.
Slide 24 - Open question
Het lukt mij om in een woord met drie categorieën, de juiste categorieën te zeggen.
A
ja
B
nee
C
soms
D
ik vind het al beter gaan
Slide 25 - Quiz
Goed gewerkt!
We blijven veel oefenen met woorden met drie categorieën. Dan gaat het steeds beter.