B&F, spelling, blok 7 week 1 les 4

Spelling blok 7 week 1 les 4
Je leert woorden schrijven met drie categorieën
1 / 26
next
Slide 1: Slide
SpellingBasisschoolGroep 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Spelling blok 7 week 1 les 4
Je leert woorden schrijven met drie categorieën

Slide 1 - Slide

ei-woorden

Slide 2 - Mind map

Deze woorden horen bij de ei-plaat
- de arbeid
- wij bereiden
- het eiland
- de leiding
- de neiging
- de scheiding
(Regel: Ei. staat op de ei-plaat, dus korte ei.) 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Welke twee categorieën?
buiging
A
klankgroepenwoord
B
langermaakwoord
C
zingwoord
D
achtervoegsel

Slide 5 - Quiz

Welke twee categorieën?
moeilijk

A
voorvoegsel
B
aai-ooi-oei-woord
C
achtervoegsel
D
langermaakwoord

Slide 6 - Quiz

Welke categorie? Kies nu 1 antwoord.

web
A
langermaakwoord
B
langermaakwoord van het eind b-rijtje
C
hakwoord
D
achtervoegsel

Slide 7 - Quiz

We oefenen eerst met het klankgroepenwoord
1. zij turen

2. wij foppen

3. hoera


Slide 8 - Slide

Woorden met 3 categorieën
Afspraken:
1. Je noemt de categorieën van links naar rechts
2. Als het een verkleinwoord is, zeg je eerst: verkleinwoord. Grondwoord is.....En dan ga je van links naar rechts de categorieën zeggen. 

(Grondwoord is: je, tje of pje eraf halen. Werkje--> werk) 

Slide 9 - Slide

Woorden met 3 categorieën
1. vergelijken                   voorvoegsel    voorvoegsel    klankgroepenwoord
                                                                                                                   

2. weerbericht              eer-woord      voorvoegsel      luchtwoord
           

3. zeehondje                 verkleinwoord       hakwoord      langermaakwoord    

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Oefendictee
Stappenplan
1.  Luister naar het woord
2. Zeg het hardop na
3. Denk na, welke categorieën zitten erin?
4. Typ het woord in
5. Controleer het woord
--> ga daarna verder, door op het pijltje te klikken

Slide 13 - Slide

Schrijf op:

Slide 14 - Open question

Schrijf op:

Slide 15 - Open question

Schrijf op:

Slide 16 - Open question

Schrijf op:

Slide 17 - Open question

Schrijf op:

Slide 18 - Open question

Schrijf op:

Slide 19 - Open question

Schrijf op:

Slide 20 - Open question

Wat is het werkwoord?

Slide 21 - Open question

Noem een zelfstandig naamwoord

Slide 22 - Open question

Enkelvoud of meervoud?
A
enkelvoud
B
meervoud

Slide 23 - Quiz

Het woord staat in het enkelvoud.
Schrijf het nu in het meervoud.

Slide 24 - Open question

Het lukt mij om in een woord met drie categorieën, de juiste categorieën te zeggen.
A
ja
B
nee
C
soms
D
ik vind het al beter gaan

Slide 25 - Quiz

Goed gewerkt!
We blijven veel oefenen met woorden met drie categorieën.
Dan gaat het steeds beter. 

Slide 26 - Slide