1 KGT C5 Gram §4

Cursus 5 Grammatica § 4 blz. 204
*Lesdoel: 
Je weet hoe je de pv en ond kunt vinden in een zin.

* Vorige les: beeldtaal
1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 2

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Cursus 5 Grammatica § 4 blz. 204
*Lesdoel: 
Je weet hoe je de pv en ond kunt vinden in een zin.

* Vorige les: beeldtaal

Slide 1 - Slide

Wat weet jij van zinsdelen?

Slide 2 - Open question

Hoe vind je de pv in een zin?

Slide 3 - Open question

Aantekening Cursus 5 § 4 blz. 204
 Vaak is het onderwerp van de zin een persoon die iets doet. Het kan ook een dier of een ding zijn.
Een onderwerp kan uit meerdere woorden bestaan. Het onderwerp en de persoonsvorm horen bij elkaar. Ze moeten allebei enkelvoud zijn of allebei meervoud.

Zo vind je het onderwerp
Mijn buurmeisje loopt naar het wokrestaurant.
Zoek de persoonsvorm (pv).
pv = loopt
Vraag: wie (wat) + persoonsvorm?
Het antwoord op die vraag is het onderwerp.
Wie loopt?
ow = Mijn buurmeisje



Slide 4 - Slide

Onderwerp? Hoe vind je het onderwerp in de zin?
A
door de zin vragend te maken?
B
Wie of wat + gezegde?’
C
Wie of wat + onderwerp + gezegde?’

Slide 5 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Ik kan nu het onderwerp uit een zin halen.
A
Ik
B
kan
C
het onderwerp
D
een zin

Slide 6 - Quiz

Wat is het onderwerp?

Marina legt het onderwerp uit.
A
Marina
B
legt
C
het onderwerp
D
uit

Slide 7 - Quiz

Zelfstandig werken of instructiegroep 

Huiswerk: 
* Online: Cursus 5 §4>opdracht 1 t/m 6 blz. 204-205 in je schrift of online.

Klaar?
Online> Cursus 5> §4> pv en ond

timer
1:00

Slide 8 - Slide

Evaluatie





Wat ging er goed deze les?

Slide 9 - Slide

Onderwerp? Hoe vind je het onderwerp in de zin?
A
door de zin vragend te maken?
B
Wie of wat + gezegde?’
C
Wie of wat + onderwerp + gezegde?’

Slide 10 - Quiz

De persoonsvorm is altijd een...
A
werkwoord
B
een persoon

Slide 11 - Quiz