Brugklas H7: mhv les 2 bijvoeglijknaamwoord + kloktijden herh

1 / 30
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo t, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 30 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Qu'est-ce qu'on va faire? 
  • Plaats van het bijvoeglijk naamwoord oefenen

Vous êtes prêts?     3.   -    2.    -    1.     -       GO!

Slide 2 - Slide

une jolie fille
A
Goed
B
Fout

Slide 3 - Quiz

les grand garçons
A
Goed
B
Fout

Slide 4 - Quiz

le pantalon bleu
A
Goed
B
Fout

Slide 5 - Quiz

la maison vert
A
Goed
B
Fout

Slide 6 - Quiz

les jupes préférées
A
Goed
B
Fout

Slide 7 - Quiz

Stappenplan
  1. Wat is het bijvoeglijk naamwoord
  2. Waar zegt het wat van? 
  3. Schema: 

Slide 8 - Slide

Nieuwe stap... 
une jolie fille
les grands garçons
le pantalon bleu
la maison verte
le jupes préférées

Wat valt op? 

Slide 9 - Slide

Plaats!
De ene keer staat het bijvoeglijk naamwoord 

voor het zelfstandig naamwoord...

en de andere keer erachter

Slide 10 - Slide

Plaats (regel)
Het bijvoeglijk naam woord staat altijd achter het zelfstandig naamwoord, behalve als het in het rijtje van 12 staat!

Rij van 12



Slide 11 - Slide

jeune
A
Voor
B
Achter

Slide 12 - Quiz

gris
A
Voor
B
Achter

Slide 13 - Quiz

vieux
A
Voor
B
Achter

Slide 14 - Quiz

préféré
A
Voor
B
Achter

Slide 15 - Quiz

nouveau
A
Voor
B
Achter

Slide 16 - Quiz

Stappenplan bijvoeglijk naamwoord

Plaats:
Rij van 12? 
  •  ja : VOOR het ZNW
  • nee: ACHTER het ZNW


Vorm: 
  1. Wat is het bijvoeglijk naamwoord
  2. Waar zegt het wat van?
  3. Schema: 




Slide 17 - Slide

Schrijf het bijvoeglijk naam woord op de goede plek én in de goede vorm:
(grand) une ... jupe ...

Slide 18 - Open question

Schrijf het bijvoeglijk naam woord op de goede plek én in de goede vorm:
(petit) le ... pantalon...

Slide 19 - Open question

Schrijf het bijvoeglijk naam woord op de goede plek én in de goede vorm:
(vert) la ... maison ...

Slide 20 - Open question

TIP
  • Maak de opdrachten in stapjes in je werkboek.
  • Schrijf dan het antwoord in de digitale versie op.
  • Zo  oefen je de stof goed en krijg je meteen feedback op je antwoord.

Slide 21 - Slide

Quelle heure est-il? 

Slide 22 - Slide

Kloktijden
Wat weet je nog?

Slide 23 - Mind map

herhaling: kloktijden
  • Kloktijd begin met : Il est...
  • Hele uren: Il est ... heure(s)
  • Kwart over: uur wat is geweest + et quart
  • half: uur wat is geweest + et demie
  • kwart voor: uur wat komt - moins le quart

Slide 24 - Slide

12 uur 's middags


Il est midi.
Il est midi et quart.
Il est midi et demi.
Il est midi moins le quart.
12 uur 's nachts


Il est minuit.
Il est minuit et quart.
Il est minuit et demi.
Il est minuit moins le quart.

Slide 25 - Slide

Vertaal: Het is 3 uur.

Slide 26 - Open question

Wat is de goede vertaling van:
Het is kwart voor 2.
A
Il est deux heures et quart.
B
Il est une heure moins le quart.
C
Il est deux heures moins le quart.
D
Il est trois heures.

Slide 27 - Quiz

Wat is de goede vertaling van:
Het is kwart over 4.
A
Il est quatre heures et quart.
B
Il est quatre heures.
C
Il est quatre heures moins le quart.
D
Il est quatre heures et demie.

Slide 28 - Quiz

Vertaal: Het is half 6.

Slide 29 - Open question

Tip
  • Herhaal de stof goed
  • Bestudeer ook nog een keer de opdrachten uit de eerdere hoofdstukken

Slide 30 - Slide