1.6 Spieren V5

Huiswerkvraag: Actiepotentialen





1: Rustfase
2: Depolarisatie
3: Repolarisatie
4: Hyperpolarisatie
5: Rustfase
1 / 39
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Huiswerkvraag: Actiepotentialen





1: Rustfase
2: Depolarisatie
3: Repolarisatie
4: Hyperpolarisatie
5: Rustfase

Slide 1 - Slide

Juist of onjuist?
Een zenuw en een zenuwcel zijn twee woorden voor hetzelfde.
Juist
Onjuist

Slide 2 - Poll

sensorische zenuwcel
motorische zenuwcel
schakelcel

Slide 3 - Drag question

BiNaS
88F
Eerste Na-poort open
K-poort open
K-poort dicht
(langzaam) en Na-poort dicht
Na-poort dicht
 en K-poort dicht
Meer Na-poort open

Slide 4 - Drag question

Wordt de impuls altijd doorgegeven bij een EPSP?
A
ja
B
nee

Slide 5 - Quiz

Basisstof 6: Spieren

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wat zijn de antagonisten van de buitenste tussenribspieren?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Acetylcholine
Acetylcholine is een Neurotransmitter

Motorische eindplaat
naar
Spiervezel

Slide 12 - Slide

Binas 90 C
Twee belangrijke eiwitten:

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

actine

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

skeletspieren
Skeletspieren bevatten 2 typen vezels: 
  1. Snelle spiervezels: Sprint: Witte spier
  2. Langzame spiervezels: Marathon: Rode Spier
Rood door de grote hoeveelheid Myoglobine dat zuurstof bindt.

Verschil zit hem in hoe snel myosinekoppen ATP splitsen. 
Sommige mensen hebben meer snelle of meer langzame spiervezels

Slide 25 - Slide

Open je laptop
Quizvragen

Slide 26 - Slide

Welk type motor neuron zorgt voor fijne motoriek? Een neuron dat een motorische eenheid van enkele spiervezels aanstuurt of een neuron dat 100-en spiervezels aanstuurt?
A
enkele
B
honderden

Slide 27 - Quiz

Dwarsgestreept spierweefsel is
A
Autonoom
B
Animaal

Slide 28 - Quiz

De spieren in je dunne darm bestaan uit
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 29 - Quiz

Spieren in je dunne darm zijn
A
Autonoom
B
Animaal

Slide 30 - Quiz

De spieren in je halsslagader bestaan uit
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 31 - Quiz

Deze spieren raken snel vermoeid
A
Glad spierweefsel
B
Dwarsgestreept spierweefsel
C
Hartspierweefsel

Slide 32 - Quiz

Zet in de goede volgorde. Wat gebeurt er bij de verkorting van een sarcomeer?
1: Er komen CA2+ ionen vrij in de spiervezel, hierdoor verandert de structuur van tropomyosine, de myosinekop bindt aan actine.


2
3
4
ATP bindt aan een myosinekop 

Aan de myosinekop zit ADP, wanneer ADP de kop verlaat, veert de kop van de actieve stand naar de niet-actieve stand en trekt aan het actinefilament. 

De myosinekop splitst ATP in ADP+Pi, door de energie die hierbij vrijkomt buigt de kop in de actieve stand. 

Slide 33 - Drag question

Wat is een spiervezel?
A
Een soort spierbundel
B
Een pees
C
Een spiercel
D
Spiereiwit

Slide 34 - Quiz

Trainen
-Langzame spiervezels: door (duur)trainen neemt het aantal bloedvaten rondom de spiervezels toe waardoor aan- en afvoer van stoffen verbetert.
-Snelle spiervezels: door trainen neemt het volume van snelle spiervezels toe (meer actine en myosine filamenten) waardoor er meer spierkracht is.

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

door trainen neemt de aanmaak van mitochondriën in spiervezels toe. In welk type spiervezel is dit belangrijk?
A
langzame spiervezels
B
snelle spiervezels

Slide 37 - Quiz

Spieren trekken samen als...
Filamenten?
Actine en myosine 
A
De filamenten in elkaar worden gedrukt
B
De filamenten langs elkaar schuiven

Slide 38 - Quiz

Huiswerk in stilte
Bs 6 Thema 1: 48 t/m 53

Het huiswerk voor de keer hierna is t/m 58
timer
5:00

Slide 39 - Slide