Om goed met je geld om te gaan, moet je je 1) _______ bepalen. Dit zijn dingen die je belangrijk vindt en waar je je geld aan wilt uitgeven. Een 2) _______ helpt je om je inkomsten en uitgaven in balans te houden. Zo kun je goed plannen hoeveel je kunt besteden. Er zijn verschillende soorten uitgaven. 3) _______ komen regelmatig voor, zoals boodschappen of kleding. Daarnaast zijn er 4) _______, zoals de huur of een telefoonabonnement, die elke maand betaald moeten worden. Soms heb je onverwachte kosten, dit noemen we 5) _______ uitgaven. Als je minder uitgeeft dan je hebt, heb je een 6) _______. Maar als je meer uitgeeft dan er binnenkomt, ontstaat er een 7) _______. Dan moet je opnieuw 8) _______.
Vul in in de tekst!
Prioriteiten
Budgetplan
Dagelijkse uitgaven
Vaste lasten
Budgetteren
Incidentele uitgaven
Overschot
Tekort
Slide 3 - Slide
Gatentekst
Om goed met je geld om te gaan, moet je je PRIORITEITEN bepalen. Dit zijn dingen die je belangrijk vindt en waar je je geld aan wilt uitgeven. Een BUDGETPLAN helpt je om je inkomsten en uitgaven in balans te houden. Zo kun je goed plannen hoeveel je kunt besteden. Er zijn verschillende soorten uitgaven. DAGELIJKSE UITGAVEN komen regelmatig voor, zoals boodschappen of kleding. Daarnaast zijn er VASTE LASTEN, zoals de huur of een telefoonabonnement, die elke maand betaald moeten worden. Soms heb je onverwachte kosten, dit noemen we INCIDENTELE UITGAVEN. Als je minder uitgeeft dan je hebt, heb je eenOVERSCHOT. Maar als je meer uitgeeft dan er binnenkomt, ontstaat er een TEKORT. Dan moet je opnieuw BUDGETTEREN.
Slide 4 - Slide
3.4. Rondkomen (B)
Slide 5 - Slide
OPDRACHT
Budget lezen: Je hebt € 800,- om te besteden.
Uitgaven bekijken: Lees de uitgavekaartjes en de kosten.
Keuzes maken: Kies samen welke uitgaven je doet – prioriteiten stellen! Leg de belangrijkste bovenaan.
Noteer keuzes: Schrijf je uitgaven op en tel het totaal.
Gesprek voorbereiden: Leg uit waarom je bepaalde keuzes maakte.
timer
7:00
BUDGETTEREN
Slide 6 - Slide
Aan het eind van deze paragraaf kun je:
uitleggen wat je kunt doen als je geld te kort komt.
Wat gaan we leren?
Slide 7 - Slide
Begroting & budgetteren
Spaargeld van de spaarrekening gebruiken
Loonsverhoging vragen
Door geld te lenen
Door de bezuinigen
Hoe kun je een geldtekort opvangen?
Slide 8 - Slide
Vraag: Als je leent moet je je budget aanpassen. Waarom moet je dit doen en welk budget moet je aanpassen?
Antwoord: Elke maand moet ik de lening betalen, dus het budget voor mijn vaste lasten moet omhoog en de overige moeten omlaag.
Opdracht
Slide 9 - Slide
Begroting & budgetteren
Bezuinigen doe je bijvoorbeeld:
door luxe artikelen te schrappen;
door boodschappen te doen in goedkopere winkels;
door aanbiedingen te kopen;
door aankopen uit te stellen.
Bezuinigen
Slide 10 - Slide
VRAGEN?
Slide 11 - Slide
OPDRACHTEN
Maak de opgaven 1 t/m 15 op bladzijde 72 en 73 van werkboek 3A!
Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn opgave 16 t/m 31 op bladzijde 73 en 74.
Klaar? Dan kun je nakijken en heb je geen huiswerk.
timer
10:00
Rood = Zelfstandig en stil werken.
Geel = Fluisteren en overleggen toegestaan
Groen = Praten
Slide 12 - Slide
Huiswerk voor de volgende les:
Maken opgaven 1 t/m 31 van hoofdstuk 2.4 Rondkomen 72 t/m 74.