Economisch bekeken - H3.4. Rondkomen (B)

3.4. Rondkomen (B)
1 / 14
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

3.4. Rondkomen (B)

Slide 1 - Slide

Terugblik

Slide 2 - Slide

Gatentekst
Om goed met je geld om te gaan, moet je je 1) _______ bepalen. Dit zijn dingen die je belangrijk vindt en waar je je geld aan wilt uitgeven. Een 2) _______ helpt je om je inkomsten en uitgaven in balans te houden. Zo kun je goed plannen hoeveel je kunt besteden. Er zijn verschillende soorten uitgaven. 3) _______ komen regelmatig voor, zoals boodschappen of kleding. Daarnaast zijn er 4) _______, zoals de huur of een telefoonabonnement, die elke maand betaald moeten worden. Soms heb je onverwachte kosten, dit noemen we 5) _______ uitgaven. Als je minder uitgeeft dan je hebt, heb je een
6) _______. Maar als je meer uitgeeft dan er binnenkomt, ontstaat er een 7) _______. Dan moet je opnieuw 8) _______.
Vul in in de tekst!
  • Prioriteiten
  • Budgetplan
  • Dagelijkse
     uitgaven
  • Vaste lasten
  • Budgetteren
  • Incidentele
     uitgaven
  • Overschot
  • Tekort

Slide 3 - Slide

Gatentekst
Om goed met je geld om te gaan, moet je je PRIORITEITEN bepalen. Dit zijn dingen die je belangrijk vindt en waar je je geld aan wilt uitgeven. Een BUDGETPLAN helpt je om je inkomsten en uitgaven in balans te houden. Zo kun je goed plannen hoeveel je kunt besteden. Er zijn verschillende soorten uitgaven. DAGELIJKSE UITGAVEN komen regelmatig voor, zoals boodschappen of kleding. Daarnaast zijn er VASTE LASTEN, zoals de huur of een telefoonabonnement, die elke maand betaald moeten worden. Soms heb je onverwachte kosten, dit noemen we INCIDENTELE UITGAVEN. Als je minder uitgeeft dan je hebt, heb je een OVERSCHOT. Maar als je meer uitgeeft dan er binnenkomt, ontstaat er een TEKORT. Dan moet je opnieuw BUDGETTEREN.

Slide 4 - Slide

3.4. Rondkomen (B)

Slide 5 - Slide

OPDRACHT
  1. Budget lezen: Je hebt € 800,- om te besteden.
  2. Uitgaven bekijken: Lees de uitgavekaartjes en de kosten.
  3. Keuzes maken: Kies samen welke uitgaven je doet – prioriteiten stellen! Leg de belangrijkste bovenaan.
  4. Noteer keuzes: Schrijf je uitgaven op en tel het totaal.
  5. Gesprek voorbereiden: Leg uit waarom je bepaalde keuzes maakte.
timer
7:00
BUDGETTEREN

Slide 6 - Slide

Aan het eind van deze paragraaf kun je:
  • uitleggen wat je kunt doen als je geld te kort komt.
Wat gaan we leren?

Slide 7 - Slide

Begroting & budgetteren
  • Spaargeld van de spaarrekening
     gebruiken
  • Loonsverhoging vragen
  • Door geld te lenen
  • Door de bezuinigen
Hoe kun je een geldtekort opvangen?

Slide 8 - Slide

  • Vraag: Als je leent moet je je
     budget aanpassen. Waarom
     moet je dit doen en welk
     budget moet je aanpassen?
  • Antwoord: Elke maand moet
     ik de lening betalen, dus het
     budget voor mijn vaste lasten
     moet omhoog en de overige
     moeten omlaag.

Opdracht

Slide 9 - Slide

Begroting & budgetteren
Bezuinigen doe je bijvoorbeeld:
  • door luxe artikelen te schrappen;
  • door boodschappen te doen in goedkopere winkels;
  • door aanbiedingen te kopen;
  • door aankopen uit te stellen.
Bezuinigen

Slide 10 - Slide

VRAGEN?

Slide 11 - Slide

OPDRACHTEN
  • Maak de opgaven 1 t/m 15 op bladzijde 72 en 73 van
     werkboek 3A!
  • Klaar? Ga dan aan de slag met het huiswerk. Dat zijn
     opgave 16 t/m 31 op bladzijde 73 en 74.
  • Klaar? Dan kun je nakijken en heb je geen huiswerk.






timer
10:00
Rood = Zelfstandig en stil werken. 
Geel = Fluisteren en overleggen toegestaan
Groen = Praten

Slide 12 - Slide

Huiswerk voor de volgende les:
  • Maken opgaven 1 t/m 31 van hoofdstuk 2.4
      Rondkomen 72 t/m 74.

Huiswerk

Slide 13 - Slide

Bedankt en fijne dag!

Slide 14 - Slide