maandag 14 september

Klassenregels
Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.
Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.
De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.
Je jas hangt op de gang.
Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.
Je eet en drinkt niet tijdens de les.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.



1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Klassenregels
Je mobiel en oordopjes zijn uit het zicht.
Je Ipad ligt plat op tafel, tenzij anders aangegeven.
De Ipad wordt alleen gebruikt voor lesdoeleinden.
Je jas hangt op de gang.
Als de docent praat, ben je stil. Je steekt je vinger op als je iets wilt zeggen.
Je eet en drinkt niet tijdens de les.
Je hebt een actieve werkhouding.
Je hebt je leerwerkboek en leesboek mee en maakt je huiswerk.



Slide 1 - Slide

Leerdoelen:
In paragraaf 2.7 herhaal je:
• de woordsoorten uit leerjaar 1.
In deze paragraaf leer je:
• het hulpwerkwoord en het zelfstandig werkwoord herkennen.

Slide 2 - Slide

Een werkwoord drukt vaak een handeling uit: praten, vertrekken, zwaaien.
Die werkwoorden zijn echte doe-woorden.


Slide 3 - Slide

Staat er maar één werkwoord in een zin? Dan is dit het zelfstandig werkwoord (zww).
Het zelfstandig werkwoord heeft een duidelijke betekenis en kan zonder hulp van andere werkwoorden het werkwoordelijk gezegde vormen.

Slide 4 - Slide

Ik fiets elke dag naar school.
Mijn zus zingt geweldig.
Onze leraar maakt altijd hele flauwe grappen.
Ik eet morgen bij Sacha.


Slide 5 - Slide


Ik fiets elke dag naar school.
Ik = psv
fiets = zww
dag = zn
naar =vz
school= zn

Slide 6 - Slide

Let op.
Een splitsbaar werkwoord valt soms in twee stukken uiteen (afmaken – ik maak mijn huiswerk af).
Benoem beide delen!

Slide 7 - Slide

Mijn leraar kijkt mijn toets na.
Mijn = bzv
leraar = zn
kijkt = zww
mijn = bzv
toets = zn
na = zww

Slide 8 - Slide

Hulpwerkwoord
Staat er meer dan één werkwoord in de zin? Dan is minstens één van de werkwoorden altijd een hulpwerkwoord (hww). De naam zegt het al: dit werkwoord helpt het zelfstandig werkwoord, het heeft zelf geen duidelijke betekenis.




Slide 9 - Slide

In zinnen met een hulpwerkwoord is het zelfstandig werkwoord vaak een voltooid deelwoord of een infinitief.
Ik moet elke dag naar school fietsen.
hww = moet
zww = fietsen

Slide 10 - Slide

Wat voor werkwoord is 'geweest'?
'Yvette en Brigitte zijn naar de markt geweest'
A
Zelfstandig werkwoord
B
Hulpwerkwoord

Slide 11 - Quiz

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 12 - Quiz

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik zwem graag baantjes.
Zwem =
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 13 - Quiz

zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gefietst
gefietst = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 14 - Quiz

hulpwerkwoord
Ik ben naar de kapper geweest.
ben=
A
hulpwerkwoord
B
zelfstandig werkwoord

Slide 15 - Quiz

Weet jij het verschil tussen een hulpwerkwoord en een zelfstandig werkwoord?

Slide 16 - Mind map

afmaken woordsoorten 10 min.
presenteren woordsoorten

Huiswerk voor de volgende keer:
paragraaf 1.8 en 2.7 afmaken op de Ipad!

Slide 17 - Slide