WOORDSOORTEN LES HERHALING

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k, g, t, mavo
• Leerjaar 2,3

WOORDSOORTEN

lidwoorden, werkwoorden,  zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord

We gaan grammatica herhalen

Alles van leerjaar 2. 

ww – zn – lw – bn – vz – vg – pers. vnw – bez. vnw.

LIDWOORDEN EN ZELFSTANDIG NAAMWOORD

Je krijgt nu eerst de theorie over het zelfstandig naamwoord.

Ga nu naar de volgende slide en schrijf het zelfstandig naamwoord op in je samenvatting

Zelfstandige naamwoorden

• Zelfstandige naamwoorden (znw) zijn mensen dieren, planten en dingen. 
  
• Eigennamen (voornamen en plaatsnamen) zijn ook zelfstandige naamwoorden 
  
• Je kunt altijd lidwoorden (de, het of een) voor een zelfstandig naamwoord zetten.
  

zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord

Zelfstandige naamwoorden

https://www.jufmelis.nl/woordsoorten/Zelfstandig-naamwoord/Zelfstandig-naamwoord-2

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

Bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets van een zelfstandig naamwoord.

voorbeeld: De groene appel. "Groene" zegt iets over "de appel" en is dus een bijvoeglijk naamwoord.

Een bijvoeglijk naamwoord schrijf je zo kort mogelijk!

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord schrijf je met -en

Bijvoeglijk naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden niet op -en:

Stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden wel op -en:

Bijvoeglijk naamwoord

1. zinsdelen
2. woordsoorten

Wat zijn de bijvoeglijke naamwoorden?

1. zonnige
2. dag
3. zonnige , leren
4. leren

Wat is geen bijvoeglijk naamwoord.

1. grote
2. brede
3. fietsten
4. gekke

wat is een bijvoeglijk naamwoord?

1. aardappel
2. het
3. geweldige
4. gescoord

Wat is een
bijvoeglijk naamwoord?

1. Dat zijn namen van mensen, dieren of dingen.
2. Dat zegt iets over zelfstandige naamwoorden.
3. Dat is een werkwoord.
4. Dat zegt iets over het onderwerp.

Voorzetsels 

Wat is GEEN voorzetsel?

1. Links
2. Uit
3. Op
4. Boven

Wat is een voorzetsel?

1. de
2. naast
3. fietsen
4. fles

Wat is GEEN voorzetsel

1. tijdens
2. sinds
3. tussen
4. opnieuw

Voorzetsel of niet?
'naar'

1. voorzetsel
2. geen voorzetsel

Wat zijn voorzetsels?

1. de, het, een
2. in, voor, achter
3. raam, deur, wand
4. voorlezen, voorspelen, voorzeggen

wel een voorzetsel

geen voorzetsel

op

met

tussen

over

tijdens

buiten

werk

onder

binnen

VOORZETSEL

Op

de

Domtoren

in

Utrecht

heb

je

een

prachtig

uitzicht.

Een witte muis liep naar zijn holletje

Bijvoegelijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

voorzetsel

lidwoord

Een

Witte

muis

liep 

naar

zijn

holletje

In de winter brandt bij ons de kachel

Bijvoegelijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

voorzetsel

lidwoord

In

de

winter

brandt

bij

ons

de

kachel

Vroeger stookten de mensen zwarte steenkool in de kachel

Bijvoegelijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

voorzetsel

lidwoord

Vroeger

stookten

de

mensen

steenkool

zwarte

in

de

kachel

Tegenwoordig heeft bijna iedereen een centrale verwarming. 

Bijvoegelijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

voorzetsel

lidwoord

Tegenwoordig

heeft

bijna

iedereen

een

verwarming

centrale

's Zomers bloeien er veel mooie bloemen in die grote tuin. 

Bijvoegelijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

voorzetsel

lidwoord

's Zomers

bloeien

er

veel

mooie

bloemen

die

in

grote

tuin

Mijn moeder houdt erg van grote, gele bloemen

Bijvoegelijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

voorzetsel

lidwoord

Mijn

moeder

houdt

erg

grote

van

bloemen

gele

Meestal zet ze die in een blauwe vaas

Bijvoegelijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

voorzetsel

lidwoord

Meestal

zet

ze

die

blauwe 

een

in

vaas

Rick ging met een vriendje in het nieuwe zwembad zwemmen

Bijvoegelijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

voorzetsel

lidwoord

Rick

ging

met

een

vriendje

in

het

zwemmen

zwembad

nieuwe

Die oude eik staat naast een klein berkje

Bijvoegelijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

voorzetsel

lidwoord

Die

oude

eik

staat

naast

een

klein

berkje

In de verte kwam een zwaar onweer opzetten.

Bijvoegelijk naamwoord

zelfstandig naamwoord

voorzetsel

lidwoord

In

de

verte

kwam

een

zwaar

onweer

opzetten

Je hebt al een samenvatting al gemaakt van de zinsdelen (pv/wg/ow/lv/mw/bwb. 

Je gaat nu jouw samenvatting afmaken. 

Je schrijft de woordsoorten erbij en geeft de kenmerken aan van de woordsoorten. Kijk eventueel hier terug daarvoor.

De woordsoorten: 

- de  lidwoorden

- werkwoord

- zelfstandig naamwoord

- bijvoeglijk naamwoord

-