3H2 - H3 - 3.3 t/m 47 (met quizvragen)

1 / 38
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programma
  • Aanwezigheidscontrole
  •  3.3 + 3.4
  • Opgaven maken 
Programma
Pak je chromebook

Slide 2 - Slide

Aanwezigheidscontrole

Slide 3 - Slide

 Leerdoelen
Kwadratische vergelijkingen oplossen via:
  1. snijpunten met x-as en y-as                              en het oplossen kwadratische vergelijking
  2. een tweede manier om een parabool op te schrijven

Slide 4 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
Kwadratische vergelijkingen oplossen via:
snijpunten met x-as en y-as 
en het oplossen kwadratische vergelijking

Slide 5 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen

Slide 6 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
a. snijpunt met de x-as →     

Slide 7 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
a. snijpunt met de x-as →     y=0

Slide 8 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
a. snijpunt met de x-as →     y=0
0=x2+5x6

Slide 9 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
a. snijpunt met de x-as →     y=0
0=x2+5x6
x2+5x6=0

Slide 10 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
a. snijpunt met de x-as →     y=0
0=x2+5x6
x2+5x6=0
(x+6)(x1)=0

Slide 11 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
a. snijpunt met de x-as →     y=0
0=x2+5x6
x2+5x6=0
(x+6)(x1)=0
x=6

Slide 12 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
a. snijpunt met de x-as →     y=0
0=x2+5x6
x2+5x6=0
(x+6)(x1)=0
x=6
V
x=1

Slide 13 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
a. snijpunt met de x-as →     y=0
0=x2+5x6
x2+5x6=0
(x+6)(x1)=0
x=6
V
x=1
(6,0)
(1,0)

Slide 14 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
b. snijpunt met de y-as →     

Slide 15 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
b. snijpunt met de y-as →       x = 0     

Slide 16 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
b. snijpunt met de y-as →       x = 0     
f(0)=

Slide 17 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
b. snijpunt met de y-as →       x = 0     
f(0)=(0)2+5(0)6

Slide 18 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
b. snijpunt met de y-as →       x = 0     
f(0)=(0)2+5(0)6
f(0)=6

Slide 19 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen
b. snijpunt met de y-as →       x = 0     
f(0)=(0)2+5(0)6
f(0)=6
(0,6)

Slide 20 - Slide

3.3: Kwadratische vergelijkingen

Slide 21 - Slide

snijpunt met de x-as
snijpunt met de y-as
vergelijking = 0
f(0) =
(0 , ...)
(... , 0)
x = 0
y = 0

Slide 22 - Drag question

Wat reken je (eerst) uit
voor de afstand
tussen A en B?
A
maximum via Xmax = -b/2a
B
nulpunten via de vergelijking = 0
C
maximum door x=0 in te vullen
D
nulpunten door x=0 in te vullen

Slide 23 - Quiz

Wat reken je uit om
te weten of de boot
onder de brug kan?
A
de hoogte van het water
B
de hoogte van de boog

Slide 24 - Quiz

Wat reken je (eerst) uit
voor de hoogte
van de boog?
A
Xmaximum via Xmax = -b/2a
B
Xmaximum via het gemiddelde van de nulpunten
C
maximum door x=0 in te vullen
D
nulpunten door x=0 in te vullen

Slide 25 - Quiz

 Leerdoelen
Kwadratische vergelijkingen oplossen via:
   een tweede manier om 
een parabool op te schrijven

Slide 26 - Slide

 Leerdoelen
f(x)=2(x+3)(x6)
Dit is ook een vergelijking van een parabool

Slide 27 - Slide

 Leerdoelen
f(x)=2(x+3)(x6)
Hét voordeel: je ziet meteen de nulpunten

Slide 28 - Slide

 Leerdoelen
f(x)=2(x+3)(x6)
Hét voordeel: je ziet meteen de nulpunten
x=3
x=6
V

Slide 29 - Slide

 Leerdoelen
f(x)=2(x+3)(x6)
Je moet deze kunnen omschrijven 
in de vorm: 
f(x)=ax2+bx+c

Slide 30 - Slide

 Leerdoelen
f(x)=2(x+3)(x6)
Je moet deze kunnen omschrijven 
in de vorm: 
f(x)=ax2+bx+c
Het enige wat je moet doen is de haakjes wegwerken

Slide 31 - Slide

 Leerdoelen
f(x)=2(x+3)(x6)
f(x)=ax2+bx+c
Schrijf in de vorm:

Slide 32 - Slide

 Leerdoelen
f(x)=2(x+3)(x6)
f(x)=ax2+bx+c
f(x)=2(x26x+3x18)

Slide 33 - Slide

 Leerdoelen
f(x)=2(x+3)(x6)
f(x)=ax2+bx+c
f(x)=2(x26x+3x18)
f(x)=2(x23x18)

Slide 34 - Slide

 Leerdoelen
f(x)=2(x+3)(x6)
f(x)=ax2+bx+c
f(x)=2(x26x+3x18)
f(x)=2(x23x18)
f(x)=2x26x36

Slide 35 - Slide

Hoeveel is hier
a, b en c
f(x)=2x26x36
A
a = 2, b = 6 en c = 36
B
a = 2, b = -6 en c = -36
C
a = 6, b = 36 en c = 2
D
a = -6, b = -36 en c = 2

Slide 36 - Quiz

Wat ga je doen als je omschrijft naar deze vorm
(2 woorden)

Slide 37 - Open question

Opgaven maken

 H3: 40, 41, 42, 43, 45, 47

 Donderdag in classroom: 
 16, 17, 18, 19, 20, 21, 26, 27, 29,
31, 32, 34, 35, 36, 37, 38

Slide 38 - Slide