ZHV1.1 Oefentoets

Waar staat de afkorting BHV voor?
A
Brandhulpverlening
B
Bedrijfshulpverlening
C
Bedrijfsmaatschappelijke hulpverlening
D
Beroepshulpverlening
1 / 20
next
Slide 1: Quiz
ZHV1.1MBOStudiejaar 1

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Waar staat de afkorting BHV voor?
A
Brandhulpverlening
B
Bedrijfshulpverlening
C
Bedrijfsmaatschappelijke hulpverlening
D
Beroepshulpverlening

Slide 1 - Quiz

Bij het schoonmaken werk je altijd van
A
beneden naar boven
B
boven naar beneden

Slide 2 - Quiz

Je werkt ook van
A
schoon naar vuil
B
vuil naar schoon

Slide 3 - Quiz

Als je vingerafdrukken op het raam wilt schoonmaken, wat kun je dan het beste gebruiken?
A
allesreiniger
B
groene zeep
C
glasreiniger

Slide 4 - Quiz

Voor het schoonmaken van een harde vloer kun je het beste gebruik maken van een
A
stofzuiger
B
stofwisser
C
bezem

Slide 5 - Quiz

Voor het desinfecteren van een oppervlakte, zoals de verschoontafel, kun je het beste gebruik maken van
A
een allesreiniger
B
warm water
C
een desinfectiemiddel

Slide 6 - Quiz

In een speelruimte van de kinderopvang ruikt het muf en vochtig. De pedagogisch medewerker
A
zet een vochtslurper neer.
B
zet een raam open.

Slide 7 - Quiz

Een ontruimingsplan wordt
A
vrijwillig opgesteld.
B
verplicht opgesteld.

Slide 8 - Quiz

Protocollen voor ontruiming zijn aanwezig
A
op alle groepen
B
in de directiekamer

Slide 9 - Quiz

Jochem (3 jaar) klimt op de tafel en wil eraf springen. Hij glijdt uit en valt met zijn achterhoofd op de punt van het fornuisje. Hij heeft een gapende (1 cm breed) hoofdwond die flink bloedt.
Hoe kun je voorkomen dat Jochem in deze situatie zo'n hoofdwond krijgt?
A
De ARBO-dienst inschakelen.
B
Dat kan niet, omdat overal wel wat gebeurt.
C
Het fornuisje voorzien van afgeronde hoeken.
D
Hem verbieden om op een tafel te klimmen.

Slide 10 - Quiz

Een pedagogisch medewerker maakt voeding klaar voor de kinderen. Een goede persoonlijke hygiëne is dan belangrijk.
Wat zijn voorbeelden van persoonlijke hygiëne?
A
Maak het aanrechtblad schoon.
B
Draag lang haar in een staart.
C
Houd de vuile vaat gescheiden van de schone vaat.
D
Zorg voor korte en schone nagels.

Slide 11 - Quiz

Om een ruimte goed schoon te maken, hanteer je een aantal basisregels.
A
Je moet eerst droog en daarna nat schoonmaken.
B
Je moet eerst nat en daarna droog schoonmaken.

Slide 12 - Quiz

Wat maak je dagelijks schoon?
A
De binnenkant van een gesloten kast
B
De tafel waar de kinderen aan spelen
C
De verschoonhoek en commode
D
De binnenkant van een open kast

Slide 13 - Quiz

Wat maak je maandelijks schoon?
A
De vloer van de groepsruimte
B
De verschoonhoek en commode
C
De koelkast
D
De box

Slide 14 - Quiz

Ieder bedrijf heeft een ontruimingsplan, ook scholen en kinderopvangorganisaties.
Wat staat er onder andere in een ontruimingsplan voor een kindercentrum?
A
De vluchtroute(s).
B
Wanneer de blusapparaten gecontroleerd zijn.
C
De wijze van ontruimen.
D
Datum van onderhoud van elektrische apparaten.

Slide 15 - Quiz

Welke klacht kan ontstaan door een ongezond binnenklimaat?
A
Bloedarmoede
B
Overgeven
C
Hoofdpijn

Slide 16 - Quiz

Kinderen maken pas gebruik van alle mogelijkheden in de groepsruimte als ze zich veilig
voelen.
Wanneer voelt een kind zich emotioneel veilig?
A
Als hij zich geborgen voelt en kan zijn wie hij is.
B
Als hij zich kan ontwikkelen en de sfeer aanvoelt.
C
Als hij zich niet kan stoten aan een scherpe rand.
D
Als hij zich voldoende kan bewegen in de ruimte

Slide 17 - Quiz

Kies het juiste antwoord
A
Bewaar het zwaarste werk voor het laatst.
B
Bewaar het lichtste werk voor het laatst.

Slide 18 - Quiz

Kies het juiste antwoord
A
Bewaar het leukste werk voor het laatst.
B
Bewaar het minst leuke werk voor het laatst.

Slide 19 - Quiz

Welk schoonmaakmiddel kan bacteriën doden?
A
Sanitair reiniger
B
Allesreiniger
C
Chloor

Slide 20 - Quiz