This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.
Items in this lesson
H1.2 Kiezen is verliezen
Slide 1 - Slide
Programma
Terugblik paragraaf 1.1
Uitleg paragraaf 1.2
Zelfstandig werken
Lesdoelen
Wat is een budgetlijn?
Wat is een begroting?
Wat zijn verschillende soorten uitgaven?
Slide 2 - Slide
Terugblik vorige les
Slide 3 - Slide
Er zijn 4 productiefactoren, welk antwoord is geen productiefactor?
A
Natuur
B
Werk
C
Arbeid
D
Kapitaal
Slide 4 - Quiz
Geef van elke productiefactor een voorbeeld...
Slide 5 - Open question
Twee stellingen: I. Schoon drinkwater is in Nederland een vrij goed. II. Schaarse goederen hebben een hoge prijs. Welke stelling(en) is/zijn juist?
A
beide stellingen zijn juist.
B
alleen stelling I is juist.
C
alleen stelling II is juist.
D
beide stellingen zijn onjuist.
Slide 6 - Quiz
Huiswerk controle
Op tafel:
boek en schrift
OF
laptop
Slide 7 - Slide
Bespreken huiswerk vragen
5
7
10
13
15
Slide 8 - Slide
Vraag 5
Bijvoorbeeld:
Een goed: eten op je bord
Een dienst: het brengen van het bord
BELANGRIJK! beide benoemen !
Slide 9 - Slide
Vraag 7
De windmolen wekt elektriciteit op, waarmee je de droger aan kan zetten. Dit is een voorbeeld van je was drogen met een schaars goed. Maar de was kan ook drogen door harde wind, dit is een vrij goed.
BELANGRIJK! Zowel schaars goed en vrij goed benoemen.
Slide 10 - Slide
Vraag 10
Om schaarse goederen te produceren zijn productiefactoren nodig. Schaarse goederen kosten dus altijd geld. Jouw middelen zijn beperkt, je kunt niet alles kopen waar je zin in hebt.
Slide 11 - Slide
Vraag 15
Nee
Drinkwater wordt geen schaars goed, maar moet geproduceerd worden en is dus ALTIJD een schaars goed, ook als het probleemloos in ruime mate aanwezig zou zijn.
Slide 12 - Slide
Vraag 13
a: De staven geven het procentuele verschil t.o.v. een jaar eerder. In januari 2018 is de staaf hoger dan 0 (1,7%). In januari 2018 was de consumptie dus 1,7% hoger dan in 2017.
b: Nee, de staaf is wel lager t.o.v. de vorige maand, maar de staven geven van (procentuele) verschil t.o.v. dezelfde maand een jaar eerder. Zolang de staven groter zijn dan 0, is er dus toch groei (t.o.v. een jaar eerder).
Slide 13 - Slide
Wat is een begroting?
Slide 14 - Mind map
Multi-inzetbaar
Alternatieve aanwendbaarheid =
1 product op verschillende manieren gebruiken.
Bijv.: maïs als biobrandstof of popcorn
Slide 15 - Slide
Budgetlijn
Een budgetlijn geeft de verschillende combinaties van twee bestedingsmogelijkheden bij een bepaald budget.
Slide 16 - Slide
Slide 17 - Video
Oefenopdracht
Je hebt een budget van €10,-
Een hamburger kost €2,-
Een flesje water €1,-
Teken de budgetlijn (Zet de hamburgers op de verticale as)
GEBRUIK HET STAPPENPLAN
Slide 18 - Slide
Antwoord
De prijs van een cd is gedaald.
Als je alleen cd’s koopt, kun je meer cd’s kopen bij hetzelfde budget.
Slide 19 - Slide
Bron 4
Wat is er veranderd?
Kan je minder of meer van dit product nu kopen?
Wat is dus de oorzaak?
Slide 20 - Slide
Bron 4
Wat is er veranderd?
Kan je minder of meer van dit product nu kopen?
Wat is dus de oorzaak?
Slide 21 - Slide
Antwoord
De prijs van een dvd is gestegen, want je kunt met hetzelfde budget minder dvd’s kopen.
Slide 22 - Slide
Bron 4
Wat is er veranderd?
Kan je minder of meer van dit product nu kopen?
Wat is dus de oorzaak?
Slide 23 - Slide
Antwoord
Het inkomen is gestegen, want je kunt nu zowel meer cd’s als dvd’s kopen.
Slide 24 - Slide
Een begroting
Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven.
Slide 25 - Slide
Verschillende soorten uitgaven
Vaste lasten : betaal je meestal 1x per maand of jaar (contributie)
Incidentele uitgaven: doe je maar zelden (auto)
Dagelijkse uitgaven : komen zeer vaak voor (boodschappen/uitgaan)
Slide 26 - Slide
Incidentele uitgaven
Vaste lasten
Dagelijkse uitgaven
Snoep
Abonnement mobieltje
Eenmalig extra belminuten
Abonnement tijdschrift
Kleding
Uitgaan
Tweedehands fiets
Slide 27 - Drag question
Opdracht: wie heeft meer inkomen per maand? Bereken voor jezelf in STILTE!! Britt krijgt € 5,- zakgeld per week Kees krijgt € 20 zakgeld per maand.
A
Britt
B
Kees
Slide 28 - Quiz
Antwoord opdracht
Britt: 5 x 52 weken : 12 maanden = € 21,67 per maand.