Voorbereiden op de SO 3.1 + 3.2

3. Van de bergen naar de zee
Voorbereiden op de SO 
1 / 38
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 38 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

3. Van de bergen naar de zee
Voorbereiden op de SO 

Slide 1 - Slide

Leerstof
3.1
3.2

Slide 2 - Slide

Herhaling 3.1 
Een gletsjer is een ijsmassa die heel langzaam van de bergtoppen naar het dal stroomt. Het ijs heeft zoveel kracht dat het het dal uitschuurt.

Leerdoel: Hoe zorgen gletsjers voor erosie en sedimentatie?

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Morene 
Verweringsmateriaal dat wordt vervoerd door gletsjer. 

Slide 6 - Slide

Wat zijn gletsjers?
A
Rivieren van ijs
B
Rivieren van gesteente
C
Diepe dalen
D
Hoge bergen

Slide 7 - Quiz

Hoe ontstaat een gletsjer?
A
Door samengeperst sneeuw
B
Door veel regen
C
Door koud weer
D
Door veel neerslag

Slide 8 - Quiz

Hoe heet het gletsjerpuin dat onder een gletsjer ligt?

A
grondmorene
B
grondpuin
C
grondel
D
eindmorene

Slide 9 - Quiz

gletsjer
poort
eind
morene
gletsjer
rivier
zijmorene
 gletsjer

Slide 10 - Drag question

Slide 11 - Slide

U-dal

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Dit is een U-dal
A
Juist
B
Onjuist

Slide 14 - Quiz

Dit dal is geërodeerd door een...
A
Rivier
B
Gletsjer

Slide 15 - Quiz

Wat is erosie?
A
Het omvallen van bomen.
B
Het uitschuren van rivierbodems door gesteente.
C
Het uitschuren van bergen door gletsjers.
D
Het kleiner worden van bergen.

Slide 16 - Quiz

Het schuren van het landschap door ijs noem je:
A
schuurpapier
B
erosie
C
sedimentatie

Slide 17 - Quiz

Het neerleggen van materiaal dat meegenomen wordt door ijs
A
erosie
B
puin
C
sedimentatie

Slide 18 - Quiz

Begrippen
Eeuwige sneeuw:  De sneeuw in het hooggebergte die het hele jaar blijft liggen.
Erosie:                   De schurende werking van water, ijs en wind.
Gletsjer:                 Hooggelegen ijsmassa (bijvoorbeeld in een gebergte) die heel langzaam naar 
                               beneden stroomt.
Gletsjerpuin:          Het sediment dat door ijs wordt meegenomen en ergens wordt neergelegd.
Morene:                 Het sediment dat door ijs wordt meegenomen en ergens wordt neergelegd.
Sediment:               Het materiaal - zoals stenen, steentjes, grind, zand en klei - dat water, ijs en wind 
                               meenemen en ergens anders neerleggen.
Sedimentatie:         Het neerleggen van materiaal door water, ijs en wind.
U-dal:                     Dal dat de vorm van een U heeft en is ontstaan door de schurende werking van 
                               een gletsjer.

Slide 19 - Slide

Succescriteria
Wat moet je kennen en kunnen?
  • Je kunt uitleggen waar gletsjers ontstaan.
  • Je kunt uitleggen hoe gletsjerijs ontstaat en beweegt.
  • Je kunt aan de hand van een afbeelding de opbouw van een gletsjer beschrijven.
  • Je kunt uitleggen hoe een gletsjer sediment meeneemt en ergens anders neerlegt.
  • Je kunt de erosie door een gletsjer beschrijven en een U-dal op een afbeelding herkennen.
  • Je kunt beschrijven hoe warme en koude perioden zich in de geologische tijd afwisselen.
  • Je kunt aan de hand van een afbeelding beschrijven hoe een berglandschap kan veranderen door gletsjers.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Video

Hoe zorgen rivieren voor erosie & sedimentatie?

Slide 23 - Open question

Wat zie je hier?
A
Bovenloop
B
Middenloop
C
Benedenloop
D
Delta

Slide 24 - Quiz

Waar ontspringen de rivieren uit gletsjers op het plaatje?
A
noorden
B
oosten
C
zuiden
D
westen

Slide 25 - Quiz

Een V-dal ontstaat bij...
A
insnijding door een rivier
B
Gletsjers
C
Zandbanken
D
Een Delta

Slide 26 - Quiz

Welk van de onderstaande woorden heeft niets te maken met rivieren:
A
Erosie
B
Sedimentatie
C
Gletsjers
D
Morenen

Slide 27 - Quiz

Bovenloop
Benedenloop
Dichtbij de bron 
Veel erosie
Water stroomt snel 
Weinig erosie 
Veel sedimentatie
Wijde bochten 

Slide 28 - Drag question

Bovenloop
Middenloop
Benedenloop
Grind
Zand
Klei

Slide 29 - Drag question

Slide 30 - Slide

De waterkringloop wordt aangedreven door ...
A
Rivieren
B
Gletsjers
C
Verdamping
D
De zon

Slide 31 - Quiz

Bij de korte waterkringloop stroomt het water via gletsjers en rivieren terug naar zee
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quiz

De waterkringloop begint met.......
A
condenseren
B
verdampen
C
infiltratie
D
erosie

Slide 33 - Quiz

Water dat verandert in kleine druppeltjes is een voorbeeld van: …..
A
smelten
B
condensatie
C
verdamping
D
de waterkringloop

Slide 34 - Quiz

Wat is de juiste volgorde van de waterkringloop?
A
zon-condensatie-neerslag-verdamping
B
Verdamping-zon-neerslag-condensatie
C
Zon-Verdamping-condensatie-neerslag
D
Condensatie-verdamping-zon-neerslag

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Video

Stroomgebied 
Gebied waar de rivier stroomt 
+ alle zijrivieren 

Neerslag dat er valt komt (altijd) in die rivier terecht. 
- Afvoer 


Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide