4KDP1 Herhaling Thema 4 Voeding en Vertering

Verteringsstelsel
Het verteren van voedsel

Opnemen van voedingsstoffen 



1 / 18
next
Slide 1: Slide
Biologie / VerzorgingMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Verteringsstelsel
Het verteren van voedsel

Opnemen van voedingsstoffen 



Slide 1 - Slide

Noem de 6 voedingstoffen

Slide 2 - Open question

Suiker en zetmeel zijn voorbeelden van:
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Mineralen
D
Vetten

Slide 3 - Quiz

Welk van de onderstaande stoffen is een voorbeeld van een mineraal?
A
Vitamine C
B
Vezel
C
Calcium
D
zetmeel

Slide 4 - Quiz

Welk voedingsstof zit veel in deze voedingsmiddelen
A
Eiwitten
B
Koolhydraten
C
Vetten
D
Water

Slide 5 - Quiz

Welk van de onderstaande stoffen is een echte bouwstof?
A
Vetten
B
Koolhydraten
C
Vitaminen
D
Water

Slide 6 - Quiz

Welk van onderstaande stoffen is een beschermende stof?
A
Vitaminen
B
Vezels
C
Eiwitten
D
Koolhydraten

Slide 7 - Quiz

Met welke stof kun je zetmeel aantonen en is dus een indicator?
A
Jodium
B
Glucose
C
Maizena
D
Eiwit

Slide 8 - Quiz

Welke vetsoort verhoogd de kans op hart- en vaat ziekten?
A
Onverzadigde vetten
B
Verzadigde vetten

Slide 9 - Quiz

Hieronder staan drie uitspraken over slaap. Welke uitspraak is juist?
A
Als je slaapt, gebruik je een beetje energie.
B
Als je slaapt, gebruik je net zo veel energie als tijdens een wandeling.
C
Als je slaapt, rust je uit, je gebruikt dan geen energie.

Slide 10 - Quiz

In welk orgaan wordt geen spijsverteringssap aan het onverteerde voedsel toegevoegd?
A
Mondholte
B
Maag
C
Twaalfvingerige darm
D
Dikke darm

Slide 11 - Quiz

In welk orgaan van het spijsverteringsstelsel worden voedingsstoffen opgenomen in het bloed?
A
maag
B
twaalfvingerige darm
C
dunne darm
D
dikke darm

Slide 12 - Quiz

Wat is geen manier van conserveren van voedsel?
A
Verhitten
B
Invriezen
C
Drogen
D
op water bewaren

Slide 13 - Quiz

Bij last van verstopte darmen kan je het beste ...(1)... eten. Dit bevat veel ...(2)...
A
1=Fruit, 2=koolhydraten
B
1=Wit brood, 2=vezels
C
1=Bruin brood, 2=vezels
D
1=Vloeibare voedingsmiddelen, 2=vetten

Slide 14 - Quiz

Wat betekent het dat enzymen specifiek werken?
A
Een enzym kan maar bij één temperatuur werken
B
Een enzym kan maar bij één pH werken
C
Een enzym kan maar één stof afbreken
D
Een enzym kan maar één keer gebruikt worden

Slide 15 - Quiz

Wat betekent peristaltiek?
A
de knijpende beweging van spieren in het verteringsstelsel
B
het samentrekken van de kringspier
C
afsluiting van de darm
D
productie van darmsappen

Slide 16 - Quiz

Bij dieren komen alleseters, planteneters en vleeseters voor. Welke van deze groepen behoren tot de consumenten
A
planteneters
B
alleseters en vleeseters
C
planteneters en vleeseters
D
alleseters, planteneters en vleeseters

Slide 17 - Quiz

welk  darmkanaal hoort bij welke dier.
alleseters
Vleeseter
Planteneters
Midden langdarmkanaal
Lang darmkanaal
Kort darmkanaal

Slide 18 - Drag question