Instructie 11.4 De iris en de ooglens

1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo g, t, mavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Overdag
's Nachts
Kringspieren in de iris trekken zich samen.

Kringspieren in de iris ontspannen.

 

Straalsgewijs lopende spieren in de iris ontspannen.

Straalsgewijs lopende spieren in de iris trekken zich samen.

Slide 14 - Drag question

In welke situatie trekken de kringspieren in je oog samen?
A
Als je een lichtere ruimte in komt lopen.
B
Als je in de zon zit en een boek aan het lezen bent.
C
Als je tegen de zon in probeert te kijken.
D
Als iemand een bal naar je hoofd gooit.

Slide 15 - Quiz

Hoe noem je het groter en kleiner worden van de pupil?
A
Oogreflex
B
Pupilreflex
C
Accomoderen
D
Accomodatiereflex

Slide 16 - Quiz

In welke volgorde gaat licht door het oog, voordat het op het netvlies valt?
1
2
3
4
Glasachtig lichaam
Hoornvlies
Ooglens
Netvlies

Slide 17 - Drag question

Lensbandjes
Kringspieren

Slide 18 - Drag question

Hoe heet het als de spiertjes rondom de lens, de lens boller of platter maakt?
A
Revalideren
B
Accomoderen
C
Adapteren
D
Corrigeren

Slide 19 - Quiz

Als een voorwerp dichterbij komt...
A
Spannen zowel de kringspieren als de lensbandjes aan.
B
Ontspannen de kringspieren en ontspannen de lensbandjes.
C
Ontspannen de kringspieren en spannen de lensbandjes.
D
Spannen de kringspieren en ontspannen de lensbandjes.

Slide 20 - Quiz

In de afbeelding zie je een schematische doorsnede van twee ooglenzen en de kringspier die de vorm van de lenzen regelt. Je ooglens past zich aan als je naar een boek kijkt dat dicht bij je op tafel ligt.

Welke vorm heeft de ooglens als je naar het boek kijkt? En wat is de vorm van de spier die dit regelt?
A
de lens heeft vorm 1 de spier heeft vorm A
B
de lens heeft vorm 1 de spier heeft vorm B
C
de lens heeft vorm 2 de spier heeft vorm A
D
de lens heeft vorm 2 de spier heeft vorm B

Slide 21 - Quiz

11.4        De iris en de ooglens
Opdracht 1 t/m 8

Slide 22 - Slide