Les 2: herhaling en overdrijving 3t

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo g
• Leerjaar 3

Maandag 23 september

 

 

Uitleg Les 2

Aan de slag: Les 2 opdracht 1-10

corrigeren en evalueren

Herhaling en overdrijving

Herhaling 

Eén of twee woorden of de hele zin nog een keer zeggen voor extra nadruk

Hij is altijd en altijd ziek.

Overdrijving

- Groter, beter of erger maken

(extra nadruk geven op een emotie of een mening).

- Om humoristisch te zijn

- Niet letterlijk nemen.

Ik verveel me dood vandaag.

Overdrijving of herhaling?
Ik heb je lief zoals je soms,
gelijk een zomerdag bent
nee, nee, nee, ik heb je lief zoals je bent

1. overdrijving
2. herhaling

Overdrijving of herhaling?
Voor de zoetste verleidingen ga je naar de chocoladefontein

1. overdrijving
2. herhaling

Herhaling of overdrijving?
Mijn nieuwe schoenen zijn zo groot, de hele wereld past eronder!

1. overdrijving
2. herhaling

Herhaling of overdrijving?
En dan, wat is natuur nog in dit land?
Een stukje bos, ter grootte van een krant?

1. overdrijving
2. herhaling

Herhaling of overdrijving?

De zee, de Zee klotst voort in eindeloze deining

1. overdrijving
2. herhaling

Herhaling of overdrijving?

Tot in de wolken heb ik je gezocht

1. herhaling
2. overdrijving

Aan de slag 

Maken:

Les 2: 1 t/m 10