Wat wordt de prijs?

• Economie
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Wat wordt de prijs?

Een winkelier koopt zijn producten in tegen een inkoopprijs. Wie bepaalt
die inkoopprijs?

1. Een consument die veel koopt bij de slager.
2. Een winkelier die broodjes verkoopt.
3. Een fabrikant die hagelslag verkoopt aan de supermarkt.

Wat is de inkoopprijs?

1. De prijs die je betaalt in de winkel
2. De prijs waarvoor een bedrijf goederen verkoopt
3. De prijs die we betalen om goederen te exporteren
4. De prijs waarvoor een bedrijf goederen inkoopt.

Hoe noemen we de brutowinst die vaak uitgedrukt wordt als percentage van de inkoopprijs?

1. Brutowinstmarge
2. Brutomarge
3. Nettowinstmarge
4. Nettomarge

De inkoopprijs van een boek is €3,40. De brutowinstopslag is 64% van de inkoopprijs. Wat is de verkoopprijs?

1. €4,59
2. €5,58
3. €2,18
4. €3,90

Een winkelier koopt zijn producten in tegen een inkoopprijs. Wie bepaalt
die inkoopprijs?

1. Een consument die veel koopt bij de slager.
2. Een winkelier die broodjes verkoopt.
3. Een fabrikant die hagelslag verkoopt aan de supermarkt.

De inkoopprijs van een tafel is € 200.
De brutowinstmarge is 45% van de inkoopprijs.


Verkoopprijs wordt dan:

1. €90
2. €245
3. €290
4. €45

De brutowinst is 20% van de inkoopprijs. De inkoopprijs is € 100. Hoeveel € is de verkoopprijs?

1. 20 euro
2. 80 euro
3. 100 euro
4. 120 euro

Hoe bereken je de verkoopprijs?

Verkoopprijs = ...

1. winst x verlies
2. verkoopprijs - afzet
3. brutowinstopslag x verlies
4. inkoopprijs + brutowinstopslag

De brutowinst is 40% van de verkoopprijs. De inkoopprijs is € 180,-.
Hoe hoog is de verkoopprijs?

1. € 252,-
2. € 300,-

Verkoopprijs = ?

1. Inkoopprijs + afzet
2. Inkoopprijs + nettowinst
3. Inkoopprijs + brutowinstopslag
4. afzet + consumentenprijs

Wat is de afzet?

1. Het aantal verkochte producten
2. de waarde van de verkochte producten
3. Het aantal producten dat je hebt ingekocht
4. De waarde van de producten die je hebt ingekocht

Wat is afzet?

1. het totaalbedrag van de verkopen van een onderneming
2. het aantal verkochte eenheden in een periode

Afzet is

1. Het aantal verkochte goederen
2. Het bedrag dat je moet betalen voor je goederen
3. Het aantal verkochte goederen in geld

Krijn heeft een bloemenwinkel. Zijn omzet was vorig jaar €250.000. Dit jaar stijgt zijn omzet met €50.000. Zijn omzet stijgt dit jaar met.

1. 25%
2. 20%
3. 5%

Hoe bereken je de Omzet?

Omzet=...

1. Afzet x Verkoopprijs
2. Verkoopprijs x Inkoopprijs
3. Afzet x Inkoopprijs
4. Kosten + Verkoopprijs

Omzet berekenen

Omzet = afzet × verkoopprijs

Thomas heeft een fietsenzaak. Deze week verkoopt hij 33 fietsen.
De verkoopprijs van een fiets is € 690.
Bereken de omzet van deze week.

1. € 22.770
2. € 690
3. 33.000
4. € 20.991