Herhaling

Herhaling Thema 2

ECOLOGIE
1 / 46
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 46 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Herhaling Thema 2

ECOLOGIE

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

2.1

ETEN EN GEGETEN WORDEN

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Producenten
  • Producenten zijn altijd planten
  • Produceren = maken
  • Fotosynthese 

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Consumenten 
  • Consumenten zijn dieren
  • Consumeren = eten/drinken


  • 2e  en volgende schakels (orde)


Planteneters, vleeseters, alleseters

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Voedselketen







Voedselketen
Elk organisme in een voedselketen noemen we een schakel

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Voedselketen

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Voedselweb
De werkelijkheid is altijd ingewikkelder dan een voedselketen
  • meerdere voedselketens lopen door elkaar

Al deze voedselketen bij elkaar noem je een voedselweb

Let op: Een voedselweb bestaat alleen uit levende organsimen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

VOEDSELWEB
Noem eens een voedselketen uit dit voedselweb? 

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Reducenten
  • Reducenten zijn bacterien en schimmels
  • Reduceren = afbreken
  • Dode dieren en planten
  • Voedingsstoffen komen vrij voor  producenten
  • Laatste schakel

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

2.2 

Piramiden

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

Verschil tussen piramide van aantal en biomassa  

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Energiestroom ecosysteem
Elke stap in een voedselketen verlies je energie/biomassa uit het systeem. Organismen doen aan verbranding . Organismen overlijden, voordat ze worden opgegeten. En een deel onverteerde resten blijven over in ontlasting. De reducenten zorgen ervoor dat alle resten van worden verteerd tot mineralen en terug komen bij de producenten. De producenten maken weer energierijke oganische moleculen zoals suiker (assimilatie).

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

2.3 

Kringlopen

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Koolstofkringloop
 Koolstofkringloop

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Koolstofkringloop

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Stikstofbindende bacteriën

Te vinden in wortelknolletjes van klaver en lupine.

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

2.4 

Populaties

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Biotisch en a-biotische factoren

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

De niveaus van de ecologie 
Niveaus 
  • Individu
  • Populatie
  • Levensgemeenschap
  • Biotoop 
  • Ecosysteem  

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Van individu tot ecosysteem

Individu = enkel organisme

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

populatie
Populatie:
groep organismen van één soort.




Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Levensgemeenschap
Alle populaties in 1 gebied samen

Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Biotoop en levensgemeenschap
Biotoop of habitat:
Een leefgebied van een organisme, de abiotische factoren (water, temperatuur, lucht etc. )

Ecosysteem:
Biotoop en levensgemeenschap samen, alles dus
voorbeelden: een bos, de sloot

Slide 24 - Slide

This item has no instructions

Populatie grootte
Biologisch evenwicht
Optimumkromme

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Populatie grootte, biologisch evenwicht

Te veel voedsel, weinig vijanden

Te veel vijanden,
te weinig voedsel

Genoeg voedsel,
Genoeg vijanden

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Optimumkromme

Schommelingen in de natuur.
Abiotische factoren kunnen veranderen, heel warm of heel koud. 

De overlevingskans kun je per soortbepalen via een optimumkromme. In welke factoren kan de soort het beste overleven.


Slide 27 - Slide

This item has no instructions

2.5

Aanpassingen bij dieren

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Waterdieren
  • Waterdieren zijn gestroomlijnd
  • Glad oppervlak
  • Vermindert de weerstand
  • Met minder energie, sneller       voortbewegen
  • Ook hebben ze een schutkleur.  
       Donkere rug en lichte buik

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Gestroomlijnd en schutkleur

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Landzoogdieren
  • Vorm van de poten aangepast aan ondergrond.
  • Stevig en zwaar skelet
  • Vacht is aangepast aan leefomgeving

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Landzoogdieren
  • Bij verschillende landzoogdieren zijn de poten aangepast aan de ondergrond waarop ze leven
  • Zoolgangers: zachte ondergrond
  • Hoefgangers: harde ondergrond
  • Teengangers: katachtigen

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Landzoogdieren
Zoolgangers, teengangers en hoefgangers 

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Aanpassingen bij vogels
Bij vogels kun je aan de poten en de snavel zien waar hij leeft  en wat hij eet.
Poten:
  • grijppoten - roofvogel
  • zwempoten - eend/zwaan
  • steltpoten - wulp/tureluur
  • klimpoten - specht/duif

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Snavels van vogels
Snavels van vogels zijn aangepast aan het voedsel dat ze eten.

  1. zaden/nootjes
  2. insecten
  3. vlees
  4. bodemdieren
  5. waterbeestjes

Slide 35 - Slide

Extra oefening
https://biologiepagina.nl/Oefeningen/Snavels/snavelsenvoedsel.htm 
2.6 

Aanpassingen bij planten

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Aanpassingen aan
- Droge omgeving
- Vochtige omgeving
- Hoeveelheid licht
- Te kort aan voedingsstoffen

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Droge omgeving
Dik waslaagje
Stekels
Diepe huidmondjes
Goed ontwikkeld-
 wortelstelsel

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

Dik waslaagje

Op de bladeren ligt een dik waslaagje dit is een waterdichte, vetachtige stof.

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Extra wateropslag

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Helmgras

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Vochtige omgeving
Huidmondjes bovenkant
Luchtkanalen in stengel

• veel huidmondjes, dicht aan de oppervlakte
• grote, dunne bladeren
• een dunne waslaag
  •  zwak wortelstelsel

Slide 43 - Slide

This item has no instructions

Aanpassing aan licht
Voorjaarsbloeiers
Donkere/lichtere bladeren

Slide 44 - Slide

This item has no instructions

Vleesetende planten


Vleesetende planten, zoals de Venusvliegenval, hebben vangbladeren met kleverige haren of klemmen om insecten te vangen en te verteren.

Slide 45 - Slide

This item has no instructions

Afweer voor planteneters
  1. Brandnetel
  2. Boterbloem
  3. Meidoorn
  4. Berenklauw
  5. Roos

Sap dat brandwonden geeft, doornen, stekels, brandharen op de bladeren, vieze smaak

Slide 46 - Slide

This item has no instructions