Welcome section Insight elementary

1 / 28
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Ready for some questions? 

Slide 3 - Slide

Write down the VOWELS(klinkers)

Slide 4 - Mind map

Slide 5 - Video

Which two words do you hear?

Slide 6 - Open question

Write down the number in English:
31

Slide 7 - Open question

Write down the number in English:
27

Slide 8 - Open question

They .... (to be) friends
A
to be
B
are
C
is

Slide 9 - Quiz

The weather.... (to be)nice today
A
is
B
are
C
be

Slide 10 - Quiz

4. I ... thirsty!
A
am
B
am being

Slide 11 - Quiz


A

Slide 12 - Quiz

Family members
seasons
countries
days
father
autumn
niece
Christmas
Greece
spring
wednesday
holiday
Turkey
winter
Germany
grandmother

Slide 13 - Drag question

What family members do you see?
A
holiday
B
grandmother
C
nephew
D
sister

Slide 14 - Quiz

Een Engels woord voor je broertjes en/of zusjes is
A
Nephews
B
Siblings
C
Nieces
D
Cousins

Slide 15 - Quiz

Je tante is je...
A
Cousin
B
Niece
C
Aunt
D
Uncle

Slide 16 - Quiz

neefjes en nichtjes
A
cousins
B
nephews
C
siblings
D
nieces

Slide 17 - Quiz

Lidwoord a/an/the
 een ..........: a / an
de / het ..........: the

een tafel - a table           een ei - an egg
de tafel - the table          het ei - the egg



 

Slide 18 - Slide

Lidwoord a/an
a gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker:

a pet               a teacher           a bycicle
a car                  a door               a room
 

Slide 19 - Slide

Lidwoord a/an
an gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker:

an ear            an investigation         an officer
an apple            an Englishman          an answer
 

Slide 20 - Slide

Let op!
De keuze voor a of an hangt niet af van de (mede)klinker op papier, maar of je hemt hoort.

Soms schrijf je een -h maar hoor je hem niet -> dan gebruik je an.

Soms schrijf je een -u, maar hoor je een -j of -h -> dan gebruik je a.


 

Slide 21 - Slide

Voorbeelden
(je schrijft de medeklinker wel maar hoort hem niet)

an hour  (je hoort our) = een uur
an honor (je hoort onour) = de eer
a university (je hoort juniversity) = de universiteit
a uniform (je hoort juniform) = het uniform
a European (je hoort jeuropean) = de Europeaan

Slide 22 - Slide

a of an?
..... dog
A
a
B
an

Slide 23 - Quiz

a of an?
..... banana
A
a
B
an

Slide 24 - Quiz

a of an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 25 - Quiz

a of an?
..... house
A
a
B
an

Slide 26 - Quiz

a of an?
.... apple
A
a
B
an

Slide 27 - Quiz

a of an?
.... uniform
A
a
B
an

Slide 28 - Quiz