ARGO Les 3 Nominativus en Accusativus

• Grieks
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 2

Grammatica Argo les 3

• Je kunt persoonvormen en infinitivi van regelmatige werkwoorden en het werkwoord εἰμι herkennen en vertalen in een zin.
• Je kunt zelfstandig naamwoorden met en zonder lidwoord in de nominativus en de accusativus herkennen en vertalen in een zin. 

Sleep de werkwoordsvormen naar de juiste benoeming

Infinitivus regelmatig

3e mv regelmatig

3e ev regelmatig

Infinitivus 'zijn'

3e ev 'zijn'

3e mv 'zijn'

φέρουσι

λέγειν

ὀνομαζει

ἐστίν

εἰσί

εἶναι

Sleep de werkwoordsvormen naar de juiste vertaling

(te) zeggen

(zij) dragen

(hij/zij/het) noemt

(te) zijn

(hij/zij/het) is

(zij) zijn

φέρουσι

λέγειν

ὀνομαζει

ἐστίν

εἰσί

εἶναι

Naamvallen: Nominativus en Accusativus

Net als bij Latijn!

• Nominativus = onderwerp of als aanvulling bij het werkwoord 'zijn'.
• Accusativus = lijdend voorwerp of na een voorzetsel.

Anders dan bij Latijn kun je bij Grieks de naamval van een woordje ook zien aan het lidwoord dat erbij hoort, handig toch?!

Sleep de vorm naar de juiste naamval

nom ev

acc ev

nom mv

acc mv

αἱ μάχαι

τὰς μάχας

ἡ μάχη

τὴν μάχην

Sleep de vorm naar de juiste naamval

nom ev

acc ev

nom mv

acc mv

θεοί

θεούς

θεός

θεόν

ἡ θεά = nominativus ev = onderwerp ev

τὸν ἄνθρωπον = accusativus ev = lijdend voorwerp ev

οἱ ἄνθρωποι = nominativus mv = onderwerp mv

τὰς θεάς = accusativus mv = lijdend voorwerp mv

Wie roept wie?

Ὁ Οὐρανὸς τὴν Γαῖαν καλεῖ.

1. Ouranos roept Gaia.
2. Gaia roept Ouranos.

Wie roept wie?

Τὸν Κρόνον ἡ Γαῖα καλεῖ.

1. Kronos roept Gaia.
2. Gaia roept Kronos.

Wie roept wie? (alleen als een van de vorige zinnen fout)
Καλεῖ τὸν Κρόνον ὁ Οὐρανός.

1. Kronos roept Ouranos.
2. Ouranos roept Kronos.

Wie roept wie? (alleen als een van de vorige zinnen fout)
Ὁ Κρόνος καλεῖ τὸν Οὐρανὸν καὶ τὴν Γαῖαν.

1. Kronos roept Ouranos en Gaia
2. Ouranos roept Kronos en Gaia.
3. Kronos en Ouranos roepen Gaia
4. Ouranos en Gaia roepen Kronos.

Vertaal de zin:
Οἱ ἄνθρωποι διοικοῦσι τὴν γῆν.
(διοικέω = beheren)

Vertaal de zin:
Τὸ θηρίον εἰς τὸν ποταμὸν βαίνει καὶ πίνει.
(εἰς + acc. = naar / βαίνω = gaan / πίνω = drinken)

Τὸν ἵππον ὁ γεωργὸς εἰς τὴν πέτραν ἄγει.
(ὁ ἵππος = paard / ὁ γεωργός = boer / ἄγω = leiden, brengen)

Τοὺς ἀνθρώπους οἱ ἵπποι φέρουσιν.
(φέρω = dragen, brengen)

Welke vorm moet op de puntjes staan?

... τὰ τέκνα φέρει.

1. ὁ ἵππος
2. τὸν ἵππον

Welke vorm moet op de puntjes staan?

Διαβαίνουσι τὸν ποταμὸν ...
(διαβαίνω = oversteken)

1. οἱ ἄνθρωποι
2. τοὺς ἀνθρώπους

Welke vorm moet op de puntjes staan?

Τὸ ἔργον ... ποιοῦσιν.
(ἡ δούλη = slavin / ποιέω = maken, doen)

1. ἡ δούλη
2. τὴν δούλην
3. αἱ δοῦλαι
4. τὰς δούλας

Snap je hoe de nominativus en accusativus in het Grieks werken?

1. Ja, helemaal
2. Ja, het meeste wel
3. Nee, nog niet helemaal
4. Nee, ik snap er niks van

Begin met het vertalen van tekst 3

Lidwoorden

Huiswerk

• Leer het rijtje van het mannelijk lidwoord (HB p. 94), zowel de zwarte als de grijze vormen. 
• Volgende les overhoring voor sticker, 3 stickers = prijsje.  

Als je de lidwoorden kent in het Grieks, ken je eigenlijk ook meteen bijna alle uitgangen van de zelfstandig naamwoorden!