This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Hallo!
Hallo!!
Slide 1 - Slide
Welkom
- nu start nieuwe thema
- vragen Thema 5
- bespreken B1
- vragen B1
- zelfstandig werken
Slide 2 - Slide
Slapen is goed voor je geheugen. Tijdens je slaap worden nieuwe verbindingen tussen zenuwcellen aangelegd. In welk deel van de hersenen worden deze nieuwe verbindingen tussen zenuwcellen aangelegd?
A
grote hersenen
B
kleine hersenen
C
hersenstam
D
hypofyse
Slide 3 - Quiz
Welke deel van het zenuwstelsel verzorgt de coördinatie van de spierbewegingen?
A
de kleine hersenen
B
de grote hersenen
C
de hersenstam
D
het ruggenmerg
Slide 4 - Quiz
ruggenmerg
bewegingszenuwcellen
schakelcellen
witte
uitlopers
gleuf
zenuwknopen
gevoelszenuwcellen
Slide 5 - Drag question
Een man loopt hard op een trimbaan. Tijdens het hardlopen raken de spieren van de man zwaar vermoeid. Na het hardlopen gaat de man thuis bij de televisie zitten en valt in slaap. Heeft één van de beide delen van het autonome zenuwstelsel tijdens het slapen een grotere invloed op het functioneren van het ademhalingsstelsel en bloedvatenstelsel dan tijdens het trimmen?
A
Ja, tijdens het slapen heeft het orthosympathische deel een grotere invloed.
B
Nee, de invloed van beide delen is tijdens het slapen en tijdens het trimmen gelijk.
C
Ja, tijdens het slapen heeft het parasympathische deel een grotere invloed.
Slide 6 - Quiz
Waarop zal een geneesmiddel tegen hoofdpijn vooral effect hebben?
A
op de sensorische centra van de grote hersenen
B
op de motorische centra van de grote hersenen
C
op de kleine hersenen
D
op de hersenstam
Slide 7 - Quiz
grote hersenen
kleine hersenen
hersenstam
bewuste waarnemingen en bewegingen
bewegingen
ruggenmerg
ruggenmerg
impulsen
Slide 8 - Drag question
Iemand schrijft een brief. Is op dat moment het animale zenuwstelsel actief? En het autonome zenuwstelsel?
A
alleen het autonome zenuwstelsel is actief
B
beide zenuwstelsels
zijn actief
C
alleen het animale zenuwstelsel is actief
D
geen van beide zenuwstelsels zijn actief
Slide 9 - Quiz
Waar neem je dingen mee waar?
A
Zenuwcellen
B
Hersenen
C
Zintuigen
Slide 10 - Quiz
Basisstof 1
Het zintuigenstelsel
THEMA 6
Slide 11 - Slide
Leerdoelen:
de werking van het zintuigstelsel uit kunnen leggen
het verband tussen het zintuigstelsel en zenuwstelsel kunnen uitleggen
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Organen voor prikkelverwerking
Verschillende organen met specifieke zintuigen voor het waarnemen van diverse prikkels.
Zetten prikkel om in een impuls.
Bijvoorbeeld: Oren bevatten het gehoorzintuig en het evenwichtszintuig.
Slide 14 - Slide
Zintuigen
Zintuigen bestaan uit zintuigcellen = receptoren.
Gespecialiseerde zenuwcellen die onder invloed van een prikkel neurotransmitters afgeven aan gevoelszenuwcellen.
Zintuigen reageren op prikkels van buiten en binnen het lichaam.
Slide 15 - Slide
Prikkels
Prikkels van buiten het lichaam zijn bijvoorbeeld warmte, kou, druk, licht, hete smaak, geluidsgolven.
Slide 16 - Slide
Prikkels
Prikkels van buiten het lichaam zijn bijvoorbeeld warmte, kou, druk, licht, hete smaak, geluidsgolven.
Prikkels van binnen het lichaam zijn bijvoorbeeld bloeddruk, lichaamstemperatuur, bloedsuikerspiegel.
Slide 17 - Slide
Receptoren
Verschillende soorten receptoren
Mechanische receptoren
Chemische receptoren
Temperatuurreceptoren
Pijnreceptoren
Lichtreceptoren
Slide 18 - Slide
Mechanische receptoren
Reageren op verschillende vormen van mechanische energie (druk, tast).
Prikkel wordt waargenomen als het celmembraan bewogen wordt.
In de afbeelding zie je de trilharen die in het slakkenhuis zitten. Als de stijgbeugel tegen het venster tikt dan komt de vloeistof in beweging en wordt de prikkel waargenomen.
Slide 19 - Slide
Chemische receptoren
Reageren na binding met moleculen
Smaak: opgeloste moleculen
Reuk: moleculen uit de lucht
Slide 20 - Slide
Pijnreceptoren
Reageren als de prikkels extreem worden/zijn zoals hitte.
Kan ook reageren op chemische verbindingen bij beschadiging of ontsteking van weefsel.
Slide 21 - Slide
Temperatuur- receptor
Liggen in de huid.
Meten het verschil in warmte
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Video
Lichtreceptoren
Liggen in het netvlies
Reageren op contrasten (staafjes)
Reageren op kleuren (kegeltjes)
Het oog wordt uitgebreid behandeld in basisstof 7
Slide 24 - Slide
Prikkeldrempel
Een impuls ontstaat:
alleen als de prikkel de drempelwaarde overschrijdt.
De prikkel moet daarom :
- de juiste zijn
(adequate prikkel),
- sterk genoeg zijn.
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Gewenning / adaptatie
Ontstaat bij dagelijkse blootstelling aan een prikkel.
bijv. kleding dragen.
De zintuigcellen geven de prikkel nog wel door maar worden steeds minder gevoelig voor de prikkel, de impulsfrequentie neemt af.
Ook de hersenen reageren niet meer altijd op de impulsen
Slide 27 - Slide
Geluid
Licht
Geurstoffen
Smaakstoffen
Aanraking
Oor
Huid
Tong
Neus
Oog
Sleep de adequate prikkel naar het juiste orgaan.
Slide 28 - Drag question
Een sterkere prikkel leidt tot
A
verhoging impulssterkte
B
verhoging impulsfrequentie
C
antwoord A en B beide
Slide 29 - Quiz
We kunnen harde en zachte geluiden van dezelfde toonhoogte van elkaar onderscheiden. Dit zou kunnen komen doordat
A
de geleidingssnelheid voor harde en zachte geluiden verschillend is
B
de impulsen van beide oren niet gelijktijdig de hersenen bereiken
C
de sterkte van de impulsen in de gehoorzenuwen kan variëren
D
de impulsfrequentie in de gehoorzenuwen kan variëren
Slide 30 - Quiz
Je springt in een zwembad met koud water. Na een tijdje voel je niet meer dat het koud is, hoe komt dit?
A
Dit komt door adaptatie, de impulsfrequentie neemt af