Lezen P4 - tegenargument en weerlegging

Welkom!
Vandaag:
Afronden paragraaf 3 
Herhalen theorie paragraaf 4 
Aan de slag 
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Welkom!
Vandaag:
Afronden paragraaf 3 
Herhalen theorie paragraaf 4 
Aan de slag 

Slide 1 - Slide

Theorie
Een argumentatie bestaat uit twee delen:
- het standpunt of mening
- de argumenten

Slide 2 - Slide

Standpunt/mening: wat iemand vindt
Argumenten: waarom iemand iets vindt
Doel van een argumentatie is een ander overtuigen, zodat diegene het standpunt overneemt.

Slide 3 - Slide

soorten argumenten
Je hebt twee soorten argumenten:
- feitelijk: dit is te controleren en is waar of niet waar
- waarderend: dit is niet te controleren, kan voor iedereen anders zijn.

Slide 4 - Slide

enkelvoudige argumentatie
Bij het standpunt wordt maar één argument gegeven

Slide 5 - Slide

nevenschikkende argumentatie
Bij een standpunt worden meerdere argumenten gegeven. Elk argument staat op zichzelf.

Slide 6 - Slide

Onderschikkende argumentatie
Hierbij krijgt een argument een eigen argument

Slide 7 - Slide

Bespreken huiswerk
Opdracht 5 van P3 Lezen

Controle

Slide 8 - Slide

P4 Lezen
Tegenargumenten en weerleggingen

Slide 9 - Slide

Werk samen en zet de zinnen A tm K in de juiste volgorde. A en K staan al goed! 
a Als het mooi weer wordt, breekt er iedere keer weer een fietsersoorlog uit op de Nederlandse fietspaden. 
b Die ingrepen zijn echter helemaal niet nodig. 
c Er is een simpele, degelijke oplossing: fietsers moeten zich aan de verkeersregels houden. 
d Er zijn mensen die ingewikkelde maatregelen voorstellen om dit fietsprobleem op te lossen, zoals fietspaden aanleggen met gescheiden rijbanen om alle categorieën fietsers uit elkaar te houden. 
e Ook dat mag niet: als hinderen al verboden is, mag je natuurlijk helemaal geen gevaar veroorzaken. 
f Racers en kalm-aan-fietsers botsen namelijk, letterlijk en figuurlijk. 
g Toch is dat niet zo: het mag alleen als dat het verkeer niet hindert. 
h Verder zijn er fietsers die vinden dat ze altijd moeten kunnen passeren, zelfs als er geen ruimte is en andere fietsers in de verdrukking raken of bijna vallen. 
i Wat die regels betreft, moeten er wel eerst wat misverstanden uit de weg geruimd worden. 
j Zo denken veel fietsers dat naast elkaar fietsen een universeel mensenrecht is. 
k Dat staat allemaal in de wet! 
timer
7:00

Slide 10 - Slide

Werk samen en zet de zinnen A tm K in de juiste volgorde. A en K staan al goed! 
a Als het mooi weer wordt, breekt er iedere keer weer een fietsersoorlog uit op de Nederlandse fietspaden.
f Racers en kalm-aan-fietsers botsen namelijk, letterlijk en figuurlijk.
d Er zijn mensen die ingewikkelde maatregelen voorstellen om dit fietsprobleem op te lossen, zoals fietspaden aanleggen met gescheiden rijbanen om alle categorieën fietsers uit elkaar te houden.
b Die ingrepen zijn echter helemaal niet nodig.
c Er is een simpele, degelijke oplossing: fietsers moeten zich aan de verkeersregels houden.
i Wat die regels betreft, moeten er wel eerst wat misverstanden uit de weg geruimd worden.
j Zo denken veel fietsers dat naast elkaar fietsen een universeel mensenrecht is.
g Toch is dat niet zo: het mag alleen als dat het verkeer niet hindert.
h Verder zijn er fietsers die vinden dat ze altijd moeten kunnen passeren, zelfs als er geen ruimte is en andere fietsers in de verdrukking raken of bijna vallen.
e Ook dat mag niet: als hinderen al verboden is, mag je natuurlijk helemaal geen gevaar veroorzaken.
k Dat staat allemaal in de wet!

Slide 11 - Slide

Betogende teksten
In een betoog:
  • inleiding
  • argumenten
  • tegenargumenten
  • weerlegging
  • conclusie

Slide 12 - Slide

Tegenargument
Je geeft redenen waarom iemand het niet eens zou kunnen zijn met je standpunt.
Signaalwoorden: dat blijkt uit, immers, want, omdat, etc.

Slide 13 - Slide

Weerlegging
Je geeft het tegenargument direct wéér een (voor)argument waardoor je het tegenargument weerlegt/ontkracht (minder sterk maakt).
Signaalwoorden (tegenstellend verband): tegenover, maar, hoewel, echter, toch, etc.

Slide 14 - Slide