Histoire littéraire du Classicisme

1 / 44
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4-6

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

De pruikentijd (die tot in de 19e eeuw zou duren) begon met Louis XIV. Weet jij waarom hij ermee begon?
A
Hij had stijl haar en wilde graag krullen
B
Hij was kaal als gevolg van roodvonk
C
Hij was het zat om dagelijks een uur bij de kapper te moeten zitten
D
Hij vond een grote haardos passen bij het koningschap

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Slide

6

Slide 8 - Video

01:32
Wat weet je nu van de jonge jaren van deze toneelschrijver?

Slide 9 - Open question

02:14
Waarom twijfelde hij zo om bij het theater te gaan?

Slide 10 - Open question

03:27
Hoe kwam men in die tijd aan geld, als acteur?

Slide 11 - Open question

04:12
Hoe is hij in contact gekomen met de koning en hoe reageert deze op zijn werk?

Slide 12 - Open question

05:37
Wat besloot Molière na het eerste optreden voor de koning?

Slide 13 - Open question

06:04
Waar loopt Molière tegenaan in zijn carrière?

Slide 14 - Open question

Slide 15 - Video

Waar denk je aan bij het classicisme?

Slide 16 - Mind map

CLASSICISME 
De klassieke oudheid is een grote inpiratiebron voor literatuur uit deze periode. (meer nog dan tijdens de rennaissance) De klassieke invloeden raken in de 17e eeuw echt verweven met de Franse cultuur.
La Fontaine herschrijft de fabels van Aesopus maar hij verstopt in de dierenverhalen kritiek op het bewind van Louis XIV.
De classicistische toneelschrijvers volgen de voorschriften van Arsitoteles : prodesse et delectare (plaire et instruire) en catharsis (loutering)


La Monarchie Absolue : LOUIS XIV (1638-1715) is vanaf zijn vierde koning van Frankrijk en zal dat 72 jaar zijn. Queen Elisabeth heeft dit record nét niet verbroken.


Kardinaal Mazarin leidde de Franse politiek tijdens de minderjarigheid van Lodewijk.

LXIV laat Versailles bouwen. Louis was dól op kunst, toneel en dans en richtte de académie royale de musique op en AR d’architecture.
Louis XIV laat Frankrijk met een enorme schuld achter na zijn dood.


Slide 17 - Slide

littérature : 

DESCARTES (1596-1650) filosoof en wiskundig met ‘kennis en aard van de menselijke geest’:

 
Discours de la méthode: cogito ergo sum; je pense donc je suis. 

Descartes wordt gezien als de vader van de moderne filosofie. Hij verwierp de filosofie van Aristoteles en verving het met een eigen filosofisch systeem. Hij legde de basis voor het RATIONALISME

Blaise PASCAL wordt vaak als tegenpool gezien van Descartes. Pascal zag de mens meer als een mysterie : pensées .
Bijdrage v Pascal : 
=> o.a. eerste rekenmachine
=> waarschijnlijkheidsrekening
=> driehoek van pascal/
=> wet mbt druk op vloeistoffen uit 1653.


Madame de la Fayette schrijft een historische en psychologische roman voordat de roman bestaat : La princesse de clèves :uit 1678 in ‘la préciosité ‘ (accordant une grande importance au thème de l’amour)



Slide 18 - Slide

Théâtre : LES TRAGÉDIES vs LES COMÉDIES


 Pierre Corneille (le CID) et Jean Racine (Phèdre)(tragédies) versus Molière (comédies)

Tragedie wordt als het meest nobele genre gezien.
In classicistische tragedies worden hooggeplaatste personen vaak ontleend aan de oudheid geconfronteerd met onoplosbare psychologische of morele conflicten en gaan ze een onontkoombaar noodlot tegemoet.
Classicistische tragedies zijn vaak geschreven in strakke verzen en moeten voldoen aan de strenge vormregels van Aristoteles :
=> bienséance (fatsoen)
=> catharses (zuiverende werking, de toeschouwer is geschokt door wat hij ziet maar leert ervan en gaat als een beter mens weer weg).
=> règle des trois unités : 1 plek/ 1 etmaal/ 1 verhaallijn

Jean Racine ; 1639-1699 : neemt een vooraanstaande positie in aan het hof en is lid van de Académie Française
inspiratie : klassieke oudheid en de bijbel
thema’s : conflicten liefde en familie-eer

Slide 19 - Slide

phèdre - racine
In de volgende slides ga je je verdiepen in een Raciniaans toneelstuk. Phèdre.

Koningin Phèdre denkt dat haar overspelige man dood is en bekent dat ze verliefd is op haar stiefzoon. 
Phèdre is een typisch raciniaanse heldin; ze wordt meegesleurd door haar hartstochtelijke verlangens die in strijd zijn met haar eer en geweten. 

Slide 20 - Slide

In regel 1 – 4 zegt Phèdre dat haar man Thésée echt dood is. Maar in regel 5 zegt ze: Il n'est point mort. Leg uit.

Slide 21 - Open question

Hippolyte begrijpt dat Phèdre nog steeds verliefd is op haar man. Lees regel 9 – 11.
In welke regel lees je dat het duidelijkst?

Slide 22 - Open question

Phèdre heeft niet zulke beste herinneringen aan Thésée, want hij was ontrouw. Schrijf de woorden uit de tekst op waaruit dat blijkt. Lees regel 12 – 18

Slide 23 - Open question

Nee, Phèdre houdt van een andere Thésée. Hoe beschrijft ze die? Noem vier woorden uit de tekst die die andere Thésée positief beschrijven.

Slide 24 - Open question

Dan verraadt Phèdre zich. Met welk kort zinnetje? Schrijf het op en geef de vertaling.

Slide 25 - Open question

1. Hippolyte is geschokt. Waarom?

2. Phèdre wijst hem terecht. Dan biedt hij zijn verontschuldigingen aan. Wat geeft hij toe? Schrijf de zin over uit de tekst en schrijf de vertaling erbij.

Slide 26 - Open question

1. Phèdre zegt dat hij haar niet verkeerd begrepen heeft. Wat bekent ze hem?

2. Ze keurt haar eigen gevoelens af. Wie geeft ze de schuld van die gevoelens?

Slide 27 - Open question

Leg uit dat Phèdre een typisch Raciniaanse heldin is.

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Molière - Jean Baptiste Poquelin
Geboren in 1622 in Paris, sterft op het podium in 1673. 
Hij komt uit een koopluifamilie, rijke bourgeoisie. 
Op 21-jarige leeftijd besluit hij een ‘troupe’(een rondtrekkend toneelgezelschap) op te richten.
l’Illustre théâtre. Het gezelschap heeft dertien jaar lang niet veel succes en doorkruist het zuiden van Frankrijk. Terug in Parijs heeft het gezelschap snel erg veel succes en Molière wordt de favoriete toneelschrijver/speler van de koning Louis XIV, voor wie hij veel toneelstukken schrijft.

Slide 30 - Slide

Molière - Jean Baptiste Poquelin
- beschrijft de zeden, het moraal en het gedrag van zijn tijdgenoten
- maakt zowel de kerkelijken als de adel en de bourgeoisie belachelijk.
- Hij stelt de structuur van de maatschappij ter discussie
- Molière wordt gezien als één van de grootsten van de Franse cultuur.
- het theater van Molière is vaak controversieel.
=>le français est couramment désigné comme « la langue de Molière », au même titre que l'anglais est « la langue de Shakespeare ».
 de toute la société
- la querelle de l’école des femmes / l’interdiction de Tartuffe montrent l’hostilité de certains de ses ennemies qui mettent en cause la moralité de Molière.
comique de caractère/de situation et de mots


Slide 31 - Slide

Slide 32 - Video

--> La grenouille qui veut se faire aussi grosse que le Boeuf

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Video

Wat is de moraal in Le corbeau et le renard?

Slide 36 - Open question

Slide 37 - Slide

Terugblik

Slide 38 - Slide

Welke regel hoort NIET bij het Classicisme? (Bij het klassieke toneel)
A
Eenheid van tijd, plaats en handeling
B
La Bienséance: geen bloed en geen grof taalgebruik
C
Het moet een intrige uit de Klassieke oudheid hebben
D
Het moet gaan over gewone mensen, boeren, zeelui, etc

Slide 39 - Quiz

Wat is NIET kenmerkend voor een fabel?
A
Er zit altijd een moraal in het verhaal
B
Er zit altijd een vos in, zoals maître Renard
C
De hoofdpersonen zijn dieren
D
Er wordt verholen kritiek gegeven op de maatschappij

Slide 40 - Quiz

Wat scheef Molière vooral?
A
Komedies
B
Tragedies
C
Fabels

Slide 41 - Quiz

Waarom schreef Jean de la Fontaine fabels?
A
Om politieke en maatschappelijke kritiek te kunnen uiten
B
Omdat hij van dieren hield
C
Omdat hij dieren beter vond dan mensen
D
Omdat hij alleen voor kinderen schreef

Slide 42 - Quiz

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide