This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
V5natk3 - Goedemiddag!
Nieuw onderwerp: Biofysica
Katern A
Doe mee via LessonUp
Slide 1 - Slide
Biofysica
Introductie van de transportsystemen in het lichaam:
A.1 Transport door de bloedbaan
A.2 Transport door de celwand
A.3 Geleiding in een zenuwcel
Planning: Repetitie (PTA) vrijdag 19 maart op school
Slide 2 - Slide
A1. Transport door de bloedbaan
Zie ook video's in de classroom
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Video
Analogie: vloeistofstroom - elektrische stroom
Slide 5 - Slide
Weerstand per bloedvat
Als boven elkaar staande weerstanden even groot zijn,
Dan kun je ze als parallel zien (alsof de rode lijn verbinding er is) en vervangen door één weerstand
En dan ontstaat de serieschakeling van figuur A.3
Slide 6 - Slide
Elektrische stroom
Stroom I = Q / t
I is de ladingsverplaatsing per seconde. (Q is de totale lading die verplaatst wordt).
Weerstand R = U / I
U is de spanning (potentiaalverschil)
Vloeistofstroom
Debiet Q = ΔV / Δt
Q is het volume vloeistof dat per seconde wordt verplaatst.
Weerstand R = Δp / Q
Δp is het drukverschil
Pas op: dezelfde letters met andere betekenis!
Slide 7 - Slide
Een batterij is een spanningsbron: deze levert spanning, die nodig is om stroom te laten lopen. Bij vloeistoftransport spreken we niet over spanning maar over drukverschil. Welk orgaan/lichaamsdeel werkt dan als batterij?
timer
0:45
Slide 8 - Open question
Elektrische stroom
Stroom I = Q / t
I is de ladingsverplaatsing per seconde. (Q is de totale lading die verplaatst wordt).
Weerstand R = U / I
U is de spanning (potentiaalverschil)
O.b.v. materiaaleigenschap:
R = ρ . L / A
met ρ = soortelijke weerstand
Vloeistofstroom
Debiet Q = ΔV / Δt
Q is het volume vloeistof dat per seconde wordt verplaatst.
Weerstand R = Δp / Q
Δp is het drukverschil
O.b.v. materiaaleigenschap:
R = 8 . η . L / (π . r4)
met η = viscositeit
Pas op: dezelfde letters met andere betekenis!
Slide 9 - Slide
Wat is viscositeit?
timer
0:45
Slide 10 - Open question
Formules BINAS 35C2
Een handige formule die niet in het katern staat (maar wel in BINAS 35C2) is:
Q = A. v = constant
"Er kan geen vloeistof verdwijnen." Als de rivier smaller wordt, moet het water wel harder stromen
(A kleiner, v groter).
Slide 11 - Slide
Huiswerk
Bestudeer par. A.1 en maak opg. 1
Slide 12 - Slide
V5natk3 - Goedemorgen!
Biofysica
A.1: Transport door de bloedbaan
Slide 13 - Slide
Analogie: vloeistofstroom - elektrische stroom
Slide 14 - Slide
Elektrische stroom
Stroom I = Q / t
I is de ladingsverplaatsing per seconde. (Q is de totale lading die verplaatst wordt).
Weerstand R = U / I
U is de spanning (potentiaalverschil)
O.b.v. materiaaleigenschap:
R = ρ . L / A
met ρ = soortelijke weerstand
Vloeistofstroom
Debiet Q = ΔV / Δt
Q is het volume vloeistof dat per seconde wordt verplaatst.
Weerstand R = Δp / Q
Δp is het drukverschil
O.b.v. materiaaleigenschap:
R = 8 . η . L / (π . r4)
met η = viscositeit
Pas op: dezelfde letters met andere betekenis!
Slide 15 - Slide
Opg. 1
a) Welk soort bloedvat geeft de grootste weerstand?
Weerstand R = Δp / Q
Slide 16 - Slide
Opg. 1
a) Welk soort bloedvat geeft de grootste weerstand?
Weerstand R = Δp / Q
Slide 17 - Slide
1a. Bloeddruk
Bovendruk: systolische druk
Onderdruk: diastolische druk
Het grootste drukverschil staat over de slagadertjes: Δp = 80 - 32 = 48 mmHg
Vergelijk elektrisch: over de grootste serieweerstand staat het grootste deel van de totale spanning
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Bloeddruk
Druk = kracht / oppervlak
p = F / A
SI-eenheid: Pa (Pascal)
Bloeddruk wordt uitgedrukt in mm Hg (mm kwik): 10 mm Hg is de druk die een kolom kwik met een hoogte van 10 mm uitoefent op een oppervlak
1 mm Hg = 133 Pa (BINAS tabel 5)
Onze luchtdruk is ongeveer 760 mm Hg = 1 atm = 105 Pa.
Slide 21 - Slide
Bloeddrukmeting
Manchet om arm
Oppompen tot bloedvat in de arm dichtgedrukt wordt
Druk in manchet wordt constant afgelezen.
Langzaam lucht uit de manchet en luisteren!
Slide 22 - Slide
Statische druk
Het gewicht van de vloeistof zorgt voor (extra) druk: p = h . g . ρ
p = F/A = m. g / A
= V .ρ. g / A
= A.h . ρ . g / A
p = h . g . ρ
Dit geldt voor iedere vloeistof en is een statisch effect, geen stromingseffect.
Bloedbaan: verder onder het hart --> meer statische druk.
Slide 23 - Slide
Om welke twee redenen moet je de bloeddruk in de bovenarm meten?
timer
1:00
Slide 24 - Open question
Meet je bloeddruk verder van het hart dan is de gemeten waarde als gevolg van de weerstand van de bloedvaten:
A
te laag
B
te hoog
Slide 25 - Quiz
Meet je bloeddruk lager dan het hart dan is de gemeten waarde als gevolg van de hoogte:
A
te laag
B
te hoog
Slide 26 - Quiz
Gegevens bloed
Geluidssnelheid = 1,58 . 103 m/s (BINAS 15A bij T=310 K)
Dichtheid = 1,05 . 103 kg/m3 = bijna water (BINAS 84D), maar katern opgave 4 zegt 1,03 . 103 kg/m3