Chapitre 2 1HV B C D verbes en -er

Chapitre 2 1HV B C D 
verbes en -er



Bruxelles, parc du cinquantenaire 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 65 min

Items in this lesson

Chapitre 2 1HV B C D 
verbes en -er



Bruxelles, parc du cinquantenaire 

Slide 1 - Slide

le temps, la date, l'heure
Quelle est la date?
Quel temps fait-il?
Quelle heure est-il?

Slide 2 - Slide

Les objectifs
Ik kan iets bestellen op een terras.
Ik kan de werkwoorden op -er vervoegen in het Frans.

 

Slide 3 - Slide

les devoirs
Faire: Chapitre 2, introduction & A exercices 1 t/m 8

Apprendre: vocabulaire A & B
Réviser: être & avoir

Slide 4 - Slide

Parler!
A: monsieur/madame, la carte s'il vous plait
B: Voilà
A: Pour moi, une glace au caramel/citron/vanille s'il vous plait
B: Très bien
A: Où sont les toilettes?
B: C'est ici / c'est là-bas.
A: monsieur/madame, l'addition s'il vous plait.


Slide 5 - Slide

B Lire
Chapitre 2, Partie B, p. 67 au livre
5 t/m 8
5a - écouter ensemble
timer
1:00

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

De werkwoorden op -er 
danser
Ik dans
Jij danst
Hij danst
Zij danst
Men danst / we dansen
Wij dansen
U danst / Jullie dansen
Zij dansen mmv
Zij dansen vmv

Les verbes en -er
stam vinden uitgang erbij doen
Je danse
Tu danses
Il danse
Elle danse
On danse
Nous dansons
Vous dansez
Ils dansent
Elles dansent

Slide 8 - Slide

Rijmpje
Bij je een e
Bij tu es
Bij il elle on een e
Bij nous ons
Bij vous ez
Bij ils elles ent

habiter - er = habit = stam

J'
Tu
Il
Elle
On
Nous
Vous
Ils
Elles

Slide 9 - Slide

Wat is een regelmatig werkwoord
op -er?
A
être
B
avoir
C
donner
D
faire

Slide 10 - Quiz

Regel-
matige 

werk-
woorden
onregel-
matige

werk-
woorden
avoir
danser
être
téléphoner
travailler

Slide 11 - Drag question

Hoe schrijf je habiter in deze zin? Jean-Luc ____________ à Lille.
A
habiter
B
habite
C
habites
D
habitent

Slide 12 - Quiz

Hoe schrijf je gagner in deze zin?
Eloise ___________ le match de volley.
A
gagner
B
gagnent
C
gagnons
D
gagne

Slide 13 - Quiz

Hoe schrijf je manger in deze zin?
Les élèves ___________ à la cantine.
A
manger
B
mange
C
mangez
D
mangent

Slide 14 - Quiz

Ik hou van (aimer)

Slide 15 - Open question

Jij hebt een hekel aan (détester)

Slide 16 - Open question

Jullie hebben liever (préférer)

Slide 17 - Open question

De ouders zijn dol op (adorer)

Slide 18 - Open question

D Grammaire et écrire
Chapitre 2, Partie D
16 t/m 19

timer
1:00

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Les objectifs
Ik kan iets bestellen op een terras.
Ik kan de werkwoorden op -er vervoegen in het Frans.

 

Slide 22 - Slide

les devoirs
Faire: Chapitre 2, B, C, D 9 t/m 19
Apprendre: werkwoorden op -er
Réviser: vocabulaire A & B

Slide 23 - Slide