5.4 Voortplanten A

5.4 Voortplanten
1 / 51
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 1

This lesson contains 51 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5.4 Voortplanten

Slide 1 - Slide

Deze les
  • Wat weten jullie al?
  • 5.4 deel 1 
  • Opdrachten maken
  • Leerdoelencheck!

Slide 2 - Slide

0

Slide 3 - Video

Waarom heeft een plant bloemen?

Welke onderdelen ken je al?

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Leerdoelen 5.4: Voortplanten
  1. Je kunt de delen van een bloem benoemen en hiervan een schematische tekening maken. (bloembodem, kelkbladeren, nectarkliertjes, kroonbladeren, stamper, meeldraden) 
  2. Je kunt van de delen van een bloem de kenmerken en functies noemen. 
  3. Je kunt het proces van bestuiving omschrijven. 
  4. Je kent de verschillen tussen bestuiving door de wind en door insecten. 

Slide 6 - Slide

Onderdelen van een bloem met de functie
Bloembodem: Hierop zitten andere delen 
van de bloem vast.
Kelkbladeren: groene blaadjes, beschermen 
de bloem tegen kou, uitdroging, en 
beschadiging als de bloem in de knop zit.
Nectarkliertjes: klieren onderin de bloem, die
 nectar maken= zoete stof die insecten eten.
Kroonbladeren: gekleurde bloemblaadjes, 
hiermee lokt de plant insecten.
Stamper: middenin de bloem, is voor de voortplanting
Meeldraden: staan rondom stamper, zijn voor voortplanting

Slide 7 - Slide

Voortplantingsorganen van de plant

Meeldraad = helmknop + helmdraad. Helmknoppen maken stuifmeelkorrels (mannelijke voortplantingscellen).

Stamper = stempel, stijl en vruchtbeginsel. In het vruchtbeginsel zitten zaadbeginsels. In ieder zaadbeginsel zit één eicel (vrouwelijke voortplantingscellen).

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Bestuiving
Bestuiving = stuifmeel van meeldraden gaat naar stamper van dezelfde soort.
  • kruisbestuiving: stuifmeel komt op stamper van andere plant terecht.
  • zelfbestuiving: stuifmeel komt op eigen stamper terecht.

Kan op twee manieren:
  • door insecten
  • door de wind



Slide 10 - Slide

Insectenbloem: opvallende en geurende bloem lokt insecten voor bestuiving. Insecten eten nectar en krijgen stuifmeel op hun lijf door de meeldraden. Als hij de stempel van een andere bloem raakt, blijft de stuifmeel daaraan plakken. 
Windbloem: wind neemt stuifmeel mee. Vaak minder opvallend dan insectenbloemen (klein, groen en zonder geur). Meeldraden en stempel steken ver uit.

Slide 11 - Slide

Verschil insectenbloem en windbloem

Slide 12 - Slide

Aan de slag
Maken: opdracht 1 t/m 7 van blz. 85 en 86.
Klaar? --> oefenen op biologiepagina.nl


Laatste 5 minuten: leerdoelencheck.

Slide 13 - Slide

Leerdoelencheck
Start de LessonUp op.

Slide 14 - Slide

Hoe heet het proces
op het plaatje?
A
overdrachtbestuiving
B
zelfbestuiving
C
kruisbestuiving
D
automatische bestuiving

Slide 15 - Quiz

Insectenbloem
Windbloem
geen 
kroonbladeren
nectar
meeldraden
in de bloem
maken veel stuifmeel
geur
felgekleurde kroonbladeren
stuifmeel
kleverig

Slide 16 - Drag question

Deze bloem heeft....
A
Alleen maar stampers
B
Alleen maar meeldraden
C
Meeldraden en een stamper
D
Geen meeldraden en ook geen stampers

Slide 17 - Quiz

Kijk naar deze bloem, welk geslacht heeft deze bloem?
A
Beide (man en vrouw)
B
man
C
vrouw
D
Geen geslacht

Slide 18 - Quiz


Wat voor bloem is dit?
A
Insectenbloem
B
Windbloem

Slide 19 - Quiz

In de afbeelding zie je een schematische doorsnede van een bloem. Hoe heet onderdeel 1? (in enkelvoud)

Slide 20 - Open question

In de afbeelding zie je een schematische doorsnede van een bloem. Hoe heet onderdeel 2 (zo specifiek mogelijk)?

Slide 21 - Open question

In de afbeelding zie je een schematische doorsnede van een bloem. Hoe heet onderdeel 5? In enkelvoud

Slide 22 - Open question

Deze les
  • Wat weten jullie nog?
  • Uitleg 5.4 deel 2
  • Opdrachten maken
  • Leerdoelencheck 

Slide 23 - Slide

veel stuifmeel
weinig stuifmeel
opvallende bloem
onopvallende bloem
maakt geen nectar
maakt nectar
stempel hangt uit de bloem 
stempel zit in de bloem

Slide 24 - Drag question

Mannelijk voortplantingsorgaan van een bloem
Vrouwelijk voortplantingsorgaan van een bloem
Mannelijke geslachtscellen bij bloemen
Vrouwelijke geslachtscellen bij bloemen
Eicellen
Stuifmeelkorrels
Meeldraden
Stamper

Slide 25 - Drag question

Tweeslachtige bloem
Eenslachtige bloem (mannelijk)
Eenslachtige bloem (vrouwelijk)

Slide 26 - Drag question

Plantenveredelaars ontwikkelen planten die zo goed mogelijk aan de eisen van de mens voldoen. Daarvoor selecteert een veredelaar planten met de beste erfelijke eigenschappen. Deze worden door mensen met een penseeltje bestoven. Na bevruchting kunnen zo nieuwe rassen ontstaan. Om ongecontroleerde bevruchting te voorkomen, verwijderen plantenveredelaars soms de mannelijke geslachtsorganen uit de bloemen.

Sleep het onderdeel wat ze verwijderen uit de bloemen naar het prullenbakje
De kelkbladeren
De kroonbladeren
De meeldraden
De stamper
Het vruchtbeginsel
Het zaadbeginsel

Slide 27 - Drag question

stijl
stempel
vruchtbeginsel
zaadbeginsel
eicel

Slide 28 - Drag question

Leerdoelen
Aan het einde van deze les kun je:
  • in vier stappen beschrijven hoe zaden gevormd worden.
  • beschrijven op welke drie manieren zaden zich kunnen verspreiden.
  • de levenscyclus van een plant beschrijven.
  • het verschil uitleggen tussen de levenscyclus van een één-, twee- of meerjarige plant.
  • uitleggen hoe een kiemplantje aan voedingsstoffen komt.

Slide 29 - Slide

Ontstaan van zaden (vier stappen)
1. Bestuiving: stuifmeelkorrels zitten op de stempel.
2. Uit stuifmeelkorrel groeit stuifmeelbuis naar het vruchtbeginsel (door de stijl).
3. Celkern van stuifmeelkorrel zakt naar één van de eicellen (in zaadbeginsel).
4. Celkern van stuifmeelkorrel en eicel smelten samen tot één nieuwe celkern: bevruchting.

Slide 30 - Slide

Na de bevruchting
Kroon- en kelkbladeren verschrompelen, vruchtbeginsel groeit uit tot vrucht en zaadbeginsels groeien uit tot zaden.

Slide 31 - Slide

Zaadverspreiding
  • door de wind
  • door dieren
  • door de plant zelf 

Slide 32 - Slide

Levenscyclus plant
1. Zaad ontkiemt: er groeit een nieuwe plant.
2. Plant groeit en vormt bloemen.
3. Uit bloemen ontstaan vruchten en zaden.
4. Zaden worden verspreid.
(Plant gaat dood)

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Hoe krijgt een kiemend plantje 
voedingsstoffen? 
Voedingsstoffen via navelstreng.

Slide 35 - Slide

Hoe lang duurt de levencyclus van een plant?
De levencyclus van een boon duurt één jaar: eenjarige plant.
Een tweejarige plant ontkiemt en groeit in het eerst jaar en bloeit en maakt zaden in het tweede jaar
Meerjarige planten ontkiemen in het voorjaar, bloeien in de zomer en vormen zaden in de herfst. Elk voorjaar lopen de planten weer uit. 
Houtachtige planten (bomen en stuiken) bloeien en maken zaden (jaarlijks vanaf jaar dat ze gaan bloeien).

Slide 36 - Slide

Aan de slag
Eerst: evaluatie invullen:         BSOT.nl

Maken: (1 t/m 7) 8 t/m 22 op blz. 87 - 89.
Klaar? Nakijken!



Laatste 10 minuten: leerdoelencheck!

Slide 37 - Slide

Leerdoelencheck
Start de LessonUp op.

Slide 38 - Slide

eicel
zaadbeginsel
stempel
stijl
helmknop
helmdraad

Slide 39 - Drag question

Veel bijen zijn bloemvast, dat wil zeggen dat ze steeds bloemen van een bepaalde soort bezoeken.

Hierdoor is de kans op bevruchting groter.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 40 - Quiz

Wanneer een stuifmeelkorrel op de stamper komt spreken we van...
A
Bevruchting
B
Bestuiving
C
Plantensex
D
Zaadverspreiding

Slide 41 - Quiz

Heeft hier bestuiving plaatsgevonden?
En bevruchting?
A
wel bestuiving, geen bevruchting
B
zowel bestuiving als bevruchting
C
wel bevruchting, geen bestuiving
D
geen bestuiving, geen bevruchting

Slide 42 - Quiz

In welke volgorde verloopt de voortplanting bij planten?
A
bestuiving, bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis
B
bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis, bevruchting
C
bevruchting, bestuiving, ontstaan van de stuifmeelbuis
D
bevruchting, ontstaan van de stuifmeelbuis, bestuiving

Slide 43 - Quiz

Wat ontstaat er
uit een bevruchte eicel?
A
een zaad
B
een kiem
C
een eicel
D
een stuifmeelkorrel

Slide 44 - Quiz

Wat is de juiste volgorde?

1 Een bevruchte eicel ontwikkelt zich tot een kiem.
2 De kern van een stuifmeelkorrel versmelt met de eicelkern.
3 Er ontstaat een rijpe vrucht.

A
1 - 2 - 3
B
1 - 3 - 2
C
2 - 1 - 3
D
3 - 2 - 1

Slide 45 - Quiz

Hoeveel zaden kunnen er maximaal uit deze bloem ontstaan
A
1
B
4
C
8
D
10

Slide 46 - Quiz

Seger onderzoekt een meloen. Hij haalt
alle zaden eruit. Dat blijken er 420 te zijn.

Hoeveel stuifmeelkorrels zijn er bij de bestuiving
betrokken geweest?
A
1
B
2
C
420
D
840

Slide 47 - Quiz


De wortel is een tweejarige plant.

A
Juist
B
Onjuist

Slide 48 - Quiz

Eenjarig, tweejarig, meerjarig of houtachtig?
Deze plant gaat NIET dood
als hij bloemen heeft gemaakt.

A
Eenjarig en Tweejarig
B
Meerjarig en Houtachtig
C
Alle planten

Slide 49 - Quiz

Van welke plant is dit de levenscyclus?
A
eenjarige
B
tweejarige
C
houtige
D
overblijvende

Slide 50 - Quiz

Is dit een eenjarige, tweejarige of vaste plant?
A
Eenjarige plant
B
Tweejarige plant
C
Vaste plant

Slide 51 - Quiz