Les 2 (Week 36 - Periode 1) - M2

Docent
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Docent

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Écris het rijtje van être.
tip: je suis...

Slide 4 - Open question

Écris het rijtje van avoir.
tip: j'ai...

Slide 5 - Open question

1. Choisis les bonnes paires (verbe Être):
Je
Tu
Il/Elle/On
Nous
Vous
Ils/Elles
suis
sommes
est
sont
es
êtes

Slide 6 - Drag question

1. Choisis les bonnes paires (verbe Avoir):
J'
Tu
Il/Elle/On
Nous
Vous
Ils/Elles
avons
ont
a
avez
as
ai

Slide 7 - Drag question

Samenvatting

Slide 8 - Slide

Werkwoorden op -er (vorm, uitgangen, ...)

Wat weet je nog?

Slide 9 - Open question

Slide 10 - Video

Hoe vorm je een werkwoord dat eindigt op -er?
A
Gooi het juiste uitgang aan het einde van het werkwoord toe
B
Verwijder -er
C
Alle 3 andere antwoorden
D
Verwijder -er om de stam te vinden + voeg de juiste uitgang toe

Slide 11 - Quiz

Choisis la bonne terminaison (uitgang)

Tu ........ (aimer)

A
aimeras
B
aimes
C
aime
D
aimons

Slide 12 - Quiz

Choisis la bonne terminaison (uitgang)

Elle ........ (donner)

A
donnes
B
donne
C
donnent
D
donnere

Slide 13 - Quiz

Choisis la bonne terminaison (uitgang)

Ils ........ (habiter)

A
habiterent
B
habite
C
habitent
D
habitez

Slide 14 - Quiz

Choisis la bonne terminaison (uitgang)

Nous ........ (jouer)

A
jouons
B
jouez
C
jourons
D
jouent

Slide 15 - Quiz

Choisis la bonne terminaison (uitgang)

Je ........ (travailler)

A
travailles
B
travaillez
C
travaillere
D
travaille

Slide 16 - Quiz

Choisis la bonne terminaison (uitgang)

Vous ........ (trouver)

A
trouvez
B
trouvent
C
trouverez
D
trouves

Slide 17 - Quiz

Choisis la bonne terminaison (uitgang)

Vous ........ (trouver)

A
trouvez
B
trouvent
C
trouverez
D
trouves

Slide 18 - Quiz

Samenvatting

Slide 19 - Slide

Écris une phrase met het werwoord Être en een zin met het werkwoord avoir

Slide 20 - Open question

Écris une phrase met met een werkwoord dat eindigt op -er (aimer, adorer, destester, habiter, donner, regarer, jouer, trouver, chercher, travailler, ecouter, parler)

Slide 21 - Open question

Les devoirs pour ?



  • Faire l'exercice 4 p. 12 (Jezelf voorstellen: schrijf 5 volle zinnen, denk aan: je naam, leeftijd, woonplaats, familie, hobbies...)
  • Herhaal met de blooket (links op Magister)
  • Neem je kooptelefoon mee en opgeladen laptop! 

Slide 22 - Slide