This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
1HV1 Première leçon
Les objectifs :
Ik kan werkwoorden vervoegen die eindigen op -er.
Ik kan de woordenschat en grammatica uit klas 1 gebruiken.
Le programme :
Être et avoir (klas 1)
Regelmatig werkwoorden op -er (klas 1)
Exercices
Blooket (als wij klaar zijn, anders volgende les).
Les 2
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Les verbes Être et avoir Wat weet je nog?
Slide 5 - Open question
1. Choisis les bonnes paires (verbe Être):
Je
Tu
Il/Elle/On
Nous
Vous
Ils/Elles
suis
sommes
est
sont
es
êtes
Slide 6 - Drag question
1. Choisis les bonnes paires (verbe Avoir):
J'
Tu
Il/Elle/On
Nous
Vous
Ils/Elles
avons
ont
a
avez
as
ai
Slide 7 - Drag question
Samenvatting
Slide 8 - Slide
Werkwoorden op -er (vorm, uitgangen, ...)
Slide 9 - Open question
Slide 10 - Video
Hoe vorm je een werkwoord dat eindigt op -er?
A
Gooi het juiste uitgang aan het einde van het werkwoord toe
B
Verwijder -er
C
Alle 3 andere antwoorden
D
Verwijder -er om de stam te vinden + voeg de juiste uitgang toe
Slide 11 - Quiz
Choisis la bonne terminaison (uitgang) Tu ........ (aimer)
A
aimeras
B
aimes
C
aime
D
aimons
Slide 12 - Quiz
Choisis la bonne terminaison Elle ........ (donner)
A
donnes
B
donne
C
donnent
D
donnere
Slide 13 - Quiz
Choisis la bonne terminaison Ils ........ (habiter)
A
habiterent
B
habite
C
habitent
D
habitez
Slide 14 - Quiz
Choisis la bonne terminaison Nous ........ (jouer)
A
jouons
B
jouez
C
jourons
D
jouent
Slide 15 - Quiz
Choisis la bonne terminaison Je ........ (travailler)
A
travailles
B
travaillez
C
travaillere
D
travaille
Slide 16 - Quiz
Choisis la bonne terminaison
Vous ........ (trouver)
A
trouvez
B
trouvent
C
trouverez
D
trouves
Slide 17 - Quiz
Choisis la bonne terminaison Vous ........ (trouver)
A
trouvez
B
trouvent
C
trouverez
D
trouves
Slide 18 - Quiz
Samenvatting
Slide 19 - Slide
Maak een zin met het werwoord Être of Avoir
Slide 20 - Open question
Maak een zin met met een werkwoord dat eindigt op -er (aimer, adorer, destester, habiter, donner, regarer, jouer, trouver, chercher, travailler, ecouter, parler)
Slide 21 - Open question
Les devoirs pour Lundi 9/09
Faire l'exercice 4 p. 12 (in het boek) - Voorstel jezelf in het Frans. Maak 5 volle zinnen.
Oefenen op Blooket (klas 1) - Links staan in Magister.