7.2 Energie VWO 2

7.2 Energie uit je voeding VWO 2
1 / 22
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

7.2 Energie uit je voeding VWO 2

Slide 1 - Slide

Wat gaan we vandaag doen?
- Het 'Biologische momentje' van de dag.
- Check vorige les/herhaling
- Leerdoelen
- Behandelen theorie
- Practicum (zie practicumboekje)
- Afsluiting

Slide 2 - Slide

Het 'biologische momentje' van de dag:
Hoeveel eet een van de sterkste mannen van Amerika? 

Robert Oberst, a.k.a. Obie, is een van de sterkste mannen van Amerika. Hij is 2,01 meter lang en weegt ruim 180 kilo. 

Een gemiddelde man heeft ongeveer 2500 calorieën nodig. Robert eet tussen de 15.000 en 20.000 calorieën per dag.

Om de sterkste man te worden bestaat je dag uit trainen, eten en slapen.
En om zijn training vol te houden, wat onder andere bestaat uit het tillen van tractorbanden van 550 kilo, eet hij de hele dag door en verorbert 10 eieren en 1,5 kg vlees per dag.





Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Check vorige les:
a.d.h.v. 8 vragen

Slide 5 - Slide

1. Noteer in 5 steekwoorden waar de uitleg de vorige les over ging.

Slide 6 - Open question

2. Eetgewoontes zijn afhankelijk van
A
Land waarin je geboren bent
B
De opvoeding van de ouders
C
Je geloofsovertuiging
D
Alle antwoorden zijn goed

Slide 7 - Quiz

3. Voedingsmiddelen zijn...?
A
belangrijke bruikbare stoffen in je lichaam
B
alleen afkomstig van planten
C
alleen afkomstig van dieren
D
alle producten die je eet of drinkt

Slide 8 - Quiz

Groepen voedingsstoffen
Voedingsstoffen
Brandstof
Bouwstof
Beschermende stof
Reserve stof
Koolhydraten, vetten

Koolhydraten, eiwitten, vetten
mineralen, water


Vitaminen en
mineralen
Koolhydraten, vetten, eiwitten

Slide 9 - Drag question

5. Wat zijn voedingsvezels?
A
Wat je gewend bent te eten, hoe je eet en wanneer je dat doet
B
Alles wat je eet of drinkt
C
Bruikbare bestandsdelen van voedingsmiddelen
D
Alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel, die de spieren in je darmen activeren

Slide 10 - Quiz

6. Wat hoort waar in de schijf van vijf?

Slide 11 - Drag question

7. Voedselbederf ontstaat door...
A
Schimmels
B
Bacteriën
C
Schimmels en bacteriën
D
Schimmels en virussen

Slide 12 - Quiz

8. Er worden twee uitspraken gedaan over conserveren:
Uitspraak 1: Pasteuriseren is het voedsel langere tijd verhitten op 100 graden of hoger
Uitspraak 2: Verpakt onder beschermende atmosfeer betekent met extra zuurstof verpakt
Welke uitspraak/uitspraken is of zijn juist?
A
Uitspraak 1
B
Uitspraak 2
C
Beide uitspraken
D
Geen van beide uitspraken

Slide 13 - Quiz

Leerdoelen:
  • Na deze les kun je:

  • Je kan de energierijke stoffen en hun functies benoemen.
  • Je kan toelichten hoeveel energie een persoon per dag nodig is.
  • Je kan toelichten wanneer iemand een gezond gewicht heeft. 
  • Je kan uitleggen wat er kan gebeuren bij ondervoeding en bij overmatige voeding.
  • Je kan beschrijven hoe tandbederf ontstaat en hoe je het kunt tegengaan.


Slide 14 - Slide

Start nieuwe stof
paragraaf 7.2

Slide 15 - Slide

Wat eet jij gemiddeld voor je ontbijt?

Slide 16 - Open question

Energie: 
  • Functie van voedsel: Brandstof.
      Brandstof = energie.

  • Energie: nodig voor beweging en warmte.
  • Energie haal je uit energierijke stoffen:
    - Koolhydraten (zetmeel en suikers)
    - Vetten 

  • Energiewaarde  wordt uitgedrukt in kJ (kilojoule)
      of in calorieën /kilocalorieën (cal/kcal).
      1 kcal = 4,5 kJ (Kilojoule)

Slide 17 - Slide

Hoeveel energie heb je nodig?
  • Rust-stofwisseling = Energieverbruik voor standaard levensprocessen. 
     + extra energie voor lichamelijke activiteit.  (Extra energie: jongeren, zwangere en zieken).
  • Energieverbruik p.p.p.d. hangt af van:
      - geslacht (mannen zijn groter, gespierder, dus meer energie).
      - leeftijd (meer energie nodig in de groei).
      - lichaamsgrootte (groter lichaam – meer energie).
      - lichamelijke inspanning (meer inspanning – meer energie). 

  • Energieverbruik: van spierweefsel is hoog, van vetweefsel laag.

Vrouwen ±2000 kcal p.d. Mannen ± 2500 kcal p.d. (volwassenen).


Slide 18 - Slide

Is het in evenwicht?
  • Energiebalans in evenwicht - gezond gewicht (BMI)

  • Teveel energie opgeslagen als vet (overleven) = overgewicht.
      Grotere kans op hart- en  vaatziekten, en diabetisch.
  • Te weinig energie, vetreserves aanbreken = ondergewicht. Kans op ondervoeding:
      mensen eten te weinig, tekort aan bepaalde voedingsstoffen. Gevolg = slap, moe, ziek, dikke
      buiken, hersenbeschadiging. 

  • Vet(weefsel) beschermt inwendige organen en tegen afkoeling, produceert diverse
     hormonen. Menselijk vetweefsel = reserve 1,5 maand. 

Slide 19 - Slide

Gevolgen overgewicht:
  • Cholesterol aangemaakt door lever - nodig voor aanmaak cellen (in evenwicht)
  • Teveel vetten via voeding - toename cholesterol in je bloedvaten. 
  • Gevolgen:
     - doorgang bloedvaten nauwer (verkalking = atherosclerose)
     - hogere bloeddruk
     - verstopping. Afsterven weefsel (kransslagaders - hartinfarct). 

  • Teveel suikers - opgeslagen als vet.
  • Daarnaast aantasting tanden. Tandbederf of cariës

Slide 20 - Slide

Afsluiting
- Terugblik leerdoelen
- Practicum doen (zie practicumboekje)

- HW maken 7,2. 

Slide 21 - Slide

Terugblik leerdoelen
  • Kun je nu:...

  • de energierijke stoffen en hun functies benoemen.
  • toelichten hoeveel energie een persoon per dag nodig is.
  • toelichten wanneer iemand een gezond gewicht heeft.
  • uitleggen wat er kan gebeuren bij ondervoeding en bij overmatige voeding.
  • beschrijven hoe tandbederf ontstaat en hoe je het kunt tegengaan.

Slide 22 - Slide