1 E 28 sept 2022 grammatica

1 / 19
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 19 slides, with text slides and 1 video.

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Afspraken in de les
- Respect voor iedereen.
- Luisteren naar elkaar.
- Vinger opsteken als je wat wil vragen of als je wil opstaan.
- Eten, drinken (behalve water), toiletbezoek buiten de les.
- Telefoon en laptop alleen met toestemming tijdens de les.
- Blijven zitten tot de leraar zegt dat je de klas mag verlaten.
- Op tijd komen.
- Je schoolspullen bij je hebben.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we deze les doen? 
- Ik neem de presentielijst door en iedereen is stil, behalve als je je naam hoort.
- Leeskwartier. 
- We kijken het huiswerk na: oefeningen 1 en 3. 
- herhalen we het werkwoordelijk gezegde vinden.
- Leer je zinsdeelstrepen plaatsen.

Slide 3 - Slide

Huiswerk nakijken
Oefening 1  op bladzijde 109 en oefening 3 op bladzijde 110.






Slide 4 - Slide

De vorige les
Het werkwoordelijk gezegde
Waar staat pv voor?
Waar staat wg voor?
Hoe vind je de persoonsvorm?
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit....?
Als er maar één werkwoord in de zin staat, wat is dat dan?

Slide 5 - Slide

Het werkwoordelijk gezegde
Het werkwoordelijk gezegde is een zinsdeel.

De persoonsvorm (pv)en de andere werkwoorden in een zin vormen het werkwoordelijk gezegde (wg)

WG = PV + andere werkwoorden in de zin. 
Als er maar een werkwoord in de zin staat is dit PV én WG.

Slide 6 - Slide

Zinsdeel
Een zin bestaat uit zinsdelen.
Een zinsdeel kan uit één woord bestaan, maar ook uit twee of meer woorden.


Eén zinsdeel ken je al ;-): het werkwoordelijk gezegde

Slide 7 - Slide

Stappenplan zinsdeelstrepen
1. Zet een streep onder de pv.
Bijvoorbeeld: Wij leren grammatica vandaag.
2. Zet de pv tussen zinsdeelstrepen.
Bijvoorbeeld: Wij | leren | grammatica vandaag.
3. Verander de woordvolgorde van de zin. Alles wat vóór de pv staat is weer een zinsdeel.
Bijvoorbeeld: Grammatica | leren wij vandaag. 
4. Ga door tot je alle zinsdelen hebt gevonden.
Bijvoorbeeld: Vandaag | leren | wij | grammatica.

Slide 8 - Slide

Huiswerk nakijken:

Oefening 6 en 7 op bladzijde 111

Slide 9 - Slide

Oefenen met zinsdeelstrepen.
Maak oefening 9 op bladzijde 113 en oefening 11 op bladzijde 113.
Je mag zachtjes overleggen met degene direct naast je.
Als je eerder klaar bent, maak dan oefening 10 op bladzijde 113.
Als je die ook af hebt, zet dan zinsdeelstrepen bij oefening 6 en 7 op bladzijde 111.

Slide 10 - Slide

De volgende les
Deze les weet je nog beter hoe je de pv vindt in een zin.
Deze les heb je geleerd hoe je zinsdeelstrepen zet in een zin.

Huiswerk: Maak oefening 9 en 11 op bladzijde 113.
Lees alle leerteksten (groene blokken) uit hoofdstuk 1 en 2 van grammatica. Als je nog vragen hebt, schrijf die op en neem ze mee naar de les. 

Slide 11 - Slide

De kijk- en luisteroefening
Ik laat zometeen een filmpje zien.
Je krijgt een blaadje met vragen.
Tijdens het kijken en luisteren noteer je door aankruisen of opschrijven wat je gezien of gehoord hebt.

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video


!

Slide 14 - Slide

Persoonsvorm
Elke zin heeft een persoonsvorm.
De persoonsvorm (pv) is een vorm van het werkwoord.
Een werkwoord is een woord dat een handeling, situatie of gebeurtenis uitdrukt. Bijvoorbeeld: bellen, struikelen, zijn, sneeuwen.
De pv geeft aan wat er in een zin gebeurt.
Aan de pv kun je zien of de zin over vroeger of nu gaat. 

Slide 15 - Slide

Tijdproef persoonsvorm
De persoonsvorm kun je vinden met de tijdproef pv.
Zet de zin in een andere tijd: van de tegenwoordige tijd naar de verleden tijd of andersom.
Het werkwoord dat verandert is de persoonsvorm. 

Ik heb vakantie.
Ik had vakantie.

Slide 16 - Slide

De pv herkennen in een zin.
- Het is bijna altijd één woord.
- Het is een vorm van een werkwoord.
- De pv staat in het enkelvoud (speel) of meervoud (spelen).
- De pv staat in de tegenwoordige tijd (speel) of in de verleden tijd (speelde)

Slide 17 - Slide

Dictee
- Schrijf je naam op je blaadje.
- Ik lees één keer de hele zin voor.
- Daarna lees ik de zin in stukjes voor. 
- Daarna lees ik de zin nog een keer helemaal voor.
- Als iedereen klaar is mag je zelf het dictee nakijken op het digibord.


Slide 18 - Slide

Dictee nakijken
1. Vandaag hebben alle leerlingen hun leerboek bij zich.
2. Bram en Aisha gingen met de auto naar huis.
3. Giovanca en Frederik fietsten naar school.
4. De leerlingen van deze klas gingen begin dit schooljaar op kamp.
5. Heette de plaats waar het kamp was Woudenberg?  
7. Niemand heeft zin in de herfstvakantie.

Slide 19 - Slide