HA3d - Monday 17 January - unit 3,lesson 5, can/could/may/might/to be able to/ to be allowed to

Welcome HA3d!
1 / 12
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 12 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welcome HA3d!

Slide 1 - Slide

Planning:
  • Two questions
  • New grammar item
  • let's check your homework
  • to do: ex.
  • homework

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Welke GEKLEURDE werkwoorden ken jij al? Weet je ook wanneer je ze gebruikt?

Slide 4 - Mind map

Can, could, to be able to, to be allowed to

can = kunnen, mogen of mogelijk zijn. Alleen in present simple gebruiken. Het is waarschijnlijk dat het gebeurt.

could = 'zou kunnen'/ 'zou mogen' of in de verleden tijd (dan betekent het konden/ mochten). iets minder waarschijnlijk dat het gebeurt.

Slide 5 - Slide



may = zou mogen of zou kunnen. Nog minder waarschijnlijker.

might = zou (heel) misschien kunnen of zou misschien mogen. bijna onwaarschijnlijk. 

Slide 6 - Slide

to be allowed to = 'mogen' of 'toestemming krijgen'. Je kunt het in alle werkwoordstijden gebruiken.

to be able to = "kunnen" of "in staat zijn''. Je kunt het in alle werkwoordstijden gebruiken.

Slide 7 - Slide

Iets is mogelijk
> gebruik je can, could, may of might.
Zie vorige slides !
This can be very easy. (Dit kan erg makkelijk zijn.)
This could be very easy. (Dit zou erg makkelijk kunnen zijn.)
This may be very easy. (Dit zou misschien makkelijk kunnen zijn)
This might be very easy. (Dit zou heel misschien makkelijk kunnen zijn

Slide 8 - Slide

Vermogen, vaardigheid of mogelijkheid iets te doen
Je kan can, could of to be able to gebruiken.
> Can alleen in de present simple.
> Could wat mogelijk zou kunnen of verleden tijd van can.
> to be able to kan in alle tijden. 


Slide 9 - Slide

Toestemming om iets te doen
Je kan hierbij can, could , may of to be allowed to gebruiken, let op dat je:
> Can alleen in de present simple gebruikt.
> could vaak in de verleden tijd van can.
> may is FORMELER dan can.
> to be allowed to kan in alle tijden. 

Slide 10 - Slide

Beleefde vraag stellen
Gebruik can, could, may of might. 
Could is  beleefder dan can.
Might is beleefder dan may.
Can I help you with your bags?
Could I help you with your bags?

Slide 11 - Slide

  • What are you going to do? lesson 3: ex. 6, 7 & 8
  • Why are you going to do it? improve 
  • How are you going to do it? individually or with teacher
  • Time it may take to finish it? 10-12 minutes
  • Who can help you? teacher
  • Finished? ---> study for upcoming test

Slide 12 - Slide