QUIZ LEESVAARDIGHEID TW4 VWO 5

Over....argumenteren, tekstsoorten, drogredenen, argumentatiestructuren en -schema's, functiewoorden, etc.
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Over....argumenteren, tekstsoorten, drogredenen, argumentatiestructuren en -schema's, functiewoorden, etc.

Slide 1 - Slide

VRAAG 1
Een tekst met veel informatie en verschillende meningen van deskundigen is een combinatie van de tekstsoorten uiteenzetting en …………………………

Slide 2 - Slide

VRAAG 2
Een tekst met veel informatie en een oproep aan lezer om iets (niet) te doen is een combinatie van de tekstsoorten uiteenzetting en een…………………………

Slide 3 - Slide

VRAAG 3
Een tekst met duidelijke mening van de auteur en veel uitleg is een combinatie van de tekstsoorten betoog en …………………………

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

VRAAG 4
Waarmee trekt de schrijver de aandacht?
O intrigerende vraag
O paradox
O prikkelend citaat



Slide 6 - Slide

VRAAG 5
Waarderend of feitelijk argument?
Vorig jaar werd de tijgermug in 35 Nederlandse gemeenten aangetroffen.

Slide 7 - Slide

VRAAG 6
Waarderend of feitelijk?

Slide 8 - Slide

VRAAG 7
Waarderend 
of feitelijk?

Slide 9 - Slide

VRAAG 8
Wat zijn 'kanttekeningen'?
A  aantekeningen ( in kantlijn)
B  de je 'tegen' iets bent
C  een kleine, kritische opmerking

Slide 10 - Slide

VRAAG 9
Leg mij dan maar eens uit waarom dat géén goed idee is!
A  Drogreden: bespelen van publiek
B  Drogreden: verschuiving bewijslast
C  Drogreden: persoonlijke aanval

Slide 11 - Slide

VRAAG 10
Jij bent tegen de nieuwe veiligheidsmaatregelen, dan ben je dus voor terrorisme!
A  Drogreden: vertekenen van het standpunt
B  Drogreden: overhaaste generalisatie
C  Drogreden: persoonlijke aanval

Slide 12 - Slide

VRAAG 11
Jij weet niets van gezond eten, je bent zelf te zwaar!
A  Drogreden: bespelen van het publiek
B  Drogreden: vals dilemma
C  Drogreden: persoonlijke aanval

Slide 13 - Slide

VRAAG 12
Man: Vrouwen zijn vaak snel boos.
Vrouw: Dus jij vindt dat ik een kort lontje heb?!
A  Drogreden: overhaaste generalisatie
B  Drogreden: vertekenen van het standpunt
C  Drogreden: onjuiste oorzaak-gevolg

Slide 14 - Slide

VRAAG 13



Wat voor argumentatie is dit? Enkelvoudig of nevenschikkend?

Slide 15 - Slide

VRAAG 14



Wat voor argumentatie is dit? Onderschikkend of nevenschikkend?

Slide 16 - Slide

VRAAG 15
Mensen zouden meer moeten fietsen. Het is gezond, goed voor het milieu  en het lost het fileprobleem op.

Deze argumentatie is op basis van....

Slide 17 - Slide

VRAAG 16
De lonen in Nederland moeten omhoog. Dit heeft de president van de Nederlandse Bank ook gezegd. 

Deze argumentatie is op basis van....

Slide 18 - Slide

VRAAG 17
De schrijver  stelt een feit of verschijnsel vast. 
Hiervoor gebruik je het functiewoord: ........................?
Tip: begint met een C.


Slide 19 - Slide

VRAAG 18
De schrijver  laat de betrekkelijkheid van iets zien . 
Hiervoor gebruik je het functiewoord: ........................?
Tip: begint met een R.


Slide 20 - Slide

VRAAG 19
De schrijver  verduidelijkt iets, door meer details te geven.  
Hiervoor gebruik je het functiewoord: ........................?
Tip: begint met een N.


Slide 21 - Slide

VRAAG 20
De schrijver  geeft een voorwaarde of beperking aan bij een toezegging.  
Hiervoor gebruik je het functiewoord: ........................?
Tip: begint met een V.


Slide 22 - Slide