This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Begrippen H3
Slide 1 - Slide
Zijn invloeden uit de levende natuur. Bv. Voeding, roofvijanden en concurrenten (soortgenoten)
A
Slide 2 - Quiz
Zijn invloeden uit de levenloze natuur. Bv. Grondsoort, licht, wind, temperatuur en water.
A
Slide 3 - Quiz
Een ecosysteem bestaat uit alle biotische (levende organismen) en alle abiotische factoren in een bepaald gebied. Bv. Bos, sloot of woestijn.
A
Slide 4 - Quiz
Een aanpassing is een eigenschap van een organisme, waardoor hij onder bepaalde omstandigheden beter overleeft.
A
Slide 5 - Quiz
Voorjaarsbloeiers groeien voordat de bomen bladeren krijgen. Zo krijgen ze voldoende licht.
A
Slide 6 - Quiz
Klimplanten klimmen met hechtwortels langs andere planten omhoog, naar het licht.
A
Slide 7 - Quiz
Planten met een wortelrozet voorkomen door hun bladeren plat op de grond dat er andere planten dichtbij hen groeien. Zo houden ze voldoende water en mineralen voor zichzelf.
A
Slide 8 - Quiz
Woestijnplanten zijn aangepast aan de droge omgeving waar ze leven. Ze gaan waterverlies tegen door kleine dikke bladeren met een waslaag of horen, of doordat ze geen bladeren hebben.
A
Slide 9 - Quiz
Warmbloedige dieren hebben een constante lichaamstemperatuur.
A
Slide 10 - Quiz
Het goed vasthouden van lichaamswarmte. Bv door stilstaande lucht tussen de veren of een dikke vacht.
A
Slide 11 - Quiz
Een dikke vacht die zoogdieren in de winter hebben
A
Slide 12 - Quiz
Een dunnere vacht die zoogdieren in de zomer hebben.
A
Slide 13 - Quiz
Roofvogels hebben een haaksnavel om hun prooi aan stukken te scheuren.